Examples of using "‘dark" in a sentence and their dutch translations:
Het is donker geworden.
Het is bijna donker.
Het is donker.
Het is donker buiten.
Het is al donker.
Het is heel donker.
Het wordt donker.
Het is nog donker.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
- Het is helemaal donker buiten.
als donkere rook.
Het wordt donker.
Het is donker geworden.
Het is donker binnen.
Het was donker.
Het is helemaal donker.
Het is nu donker.
- Het is behoorlijk donker.
- Het is vrij donker.
Het is nog donker.
Wacht tot het donker is.
Het is heel donker.
Het is bijna donker.
Het wordt donker buiten.
Die donkere mantel past niet bij haar donkere huid.
De kamer was donker.
Ik ben bang voor het donker.
Het wordt nu echt donkerder.
Het wordt donker.
Nu is 't zo donker...
...gloeien in het donker.
Het was zo donker.
Het werd donker.
Tom heeft een donkere huid.
De nacht is donker.
De kamer is donker.
De kamer was donker.
- Het was erg donker.
- Het was heel donker.
Ze heeft een donkere huidskleur.
Het was donkergroen.
Ik hou van pure chocolade.
Ik heb donkere ogen.
De straat was donker.
Haar ogen zijn donker.
Ik heb donker haar.
- Het wordt al donker.
- Het wordt nu al donker.
Donkere materie is onzichtbaar.
Het is donker in deze kamer.
De nacht was zo donker, bijna zo donker als zijn hart.
Plots werd het donker.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
Tom is bang voor het donker.
- Ik ben bang voor het donker.
- Ik ben bang in het donker.
Het wordt donker.
Het wordt snel donker.
Het wordt snel donker.
Ze gloeien...
bekend als de 'donkere middeleeuwen'.
De zoektocht naar donkere materie
Hij draagt altijd een donkere bril.
De lucht wordt donker.
Ze verdween in het donker.
Japanners hebben donkere ogen.
- Ik ben bang voor het donker.
- Ik ben bang in het donker.
Ik hou van haar donkere ogen.
Ik hou meer van donkerrood.
Jouw potlood is erg donker.
Dit potlood is erg donker.