Translation of "Cadeautje" in Spanish

Ze gaf me een cadeautje.

Ella me dio un regalo.

Is dat cadeautje voor mij?

¿Es un regalo para mí?

Elk kind kreeg een cadeautje.

A todos los niños se les dio un regalo.

- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

Tom le compró un regalo a Mary.

Heel erg bedankt voor je cadeautje.

Muchas gracias por su obsequio.

Tom kocht een cadeautje voor Mary.

- Tom le compró un regalo a Mary.
- Tom compró un regalo para Mary.

Ze glimlachte en nam mijn cadeautje aan.

Ella sonrió y aceptó mi regalito.

Ik heb Tom een cadeautje gekocht afgelopen Kerstmis.

Le compré un regalo a Tom la Navidad pasada.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

- Tom compró a Mary un regalo.
- Tom le compró a Mary un regalo.
- Tom le compró un regalo a Mary.
- Tom compró un regalo para Mary.

Dat is het mooiste cadeautje dat ik ooit gekregen heb.

Este es el regalo más bello que jamás he recibido.

- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.

- Ella nos dio un regalo.
- Ella nos dio un obsequio.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

Ella le dio un regalo.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een cadeautje voor jou.
- Het is een cadeau voor u.
- Het is een cadeautje voor u.
- Het is een cadeau voor jullie.
- Het is een cadeautje voor jullie.

Es un regalo para ti.

- Ze bedankte me voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeautje.

Ella me agradeció por el obsequio.

- Ik heb 'n cadeautje voor je.
- Ik heb een cadeau voor jou.

Tengo un regalo para ti.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

- Tom le compró a Mary un lindo regalo.
- Tom le compró a Mary un lindo obsequio.

- Ze gaf me een prachtig cadeau.
- Ze gaf me een prachtig cadeautje.

Ella me dio un regalo maravilloso.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

Mi tío me dio un regalo.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.

- Tom compró a Mary un regalo.
- Tom le compró a Mary un regalo.

- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.

Le agradecí por el bonito presente.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

Tom compró un regalo para su hija.

- Heel erg bedankt voor je cadeautje.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

- Muchísimas gracias por el regalo.
- Muchas gracias por su obsequio.