Translation of "Ziet" in Portuguese

Je ziet me.

Você me vê.

Wat ziet hij?

O que ele vê?

Wat ziet zij?

O que ela vê?

Hij ziet slecht.

- Ele tem deficiência visual.
- Ele não enxerga bem.

Tom ziet dingen.

Tom vê coisas.

- Ziet ge iets?
- Ziet u iets?
- Zien jullie iets?

- Vês algo?
- Você vê algo?
- Você está vendo algo?
- Vês alguma coisa?
- Você vê alguma coisa?
- Você está vendo alguma coisa?
- Vês qualquer coisa?
- Você vê qualquer coisa?
- Você está vendo qualquer coisa?

- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.

- Você parece estar cansado.
- Você parece cansado.

- Jij ziet er gezond uit.
- Je ziet er gezond uit.

Você parece saudável.

- Ziet het er oké uit?
- Ziet het er acceptabel uit?

Parece ok?

- Het ziet er vreemd uit.
- Het ziet er raar uit.

- Parece raro.
- Parece estranho.

Je ziet een weg.

Veja, uma estrada!

Wie ziet het geld?

Quem vê o dinheiro?

Mary ziet paarse bloemen.

Maria vê flores roxas.

- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.

- Você está pálido hoje.
- Você parece pálido hoje.

Zo ziet een virus eruit, zoals het coronavirus er uit ziet

É assim que um vírus, como o coronavírus, se parece.

- Ge ziet er heel moe uit.
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.

- Você parece estar muito cansado.
- Você parece bem cansado.
- Você parece muito cansada.

- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.

Você está muito pálido.

- Tom ziet er altijd blij uit.
- Tom ziet er altijd gelukkig uit.

Tom sempre parece feliz

Je ziet hier een trolley.

Repare que há aqui um carrinho.

Ge ziet er verveeld uit.

- Você parece estar entediado.
- Pareces chateado.
- Pareces chateada.
- Pareces aborrecido.
- Pareces aborrecida.

Je ziet er bleek uit.

- Você parece pálido.
- Você parece pálida.

Tom ziet er bleekjes uit.

O Tom parece estar pálido.

Hij ziet er verdacht uit.

Ele parece suspeito.

Hij ziet er sterk uit.

- Ele parece forte.
- Ele parece ser forte.

Je ziet er moe uit.

- Você parece estar cansado.
- Você parece cansado.

Hij ziet er gezond uit.

- Ele parece em forma.
- Ele parece saudável.

Hij ziet er bleek uit.

Ele parece pálido.

Ze ziet er triest uit.

- Ela parece triste.
- Ela parece estar triste.

Ze ziet er moe uit.

Ela parece cansada.

Tom ziet er gelukkig uit.

Tom parece feliz.

Je ziet er voldaan uit.

Você parece satisfeito.

Hij ziet er moe uit.

- Ele parece estar cansado.
- Ele parece cansado.

Het ziet er goed uit.

- Parece bom.
- Parece boa.

Dat ziet er goed uit.

Isto parece bom.

Tom ziet er schuldig uit.

Tom parece culpado.

Je ziet beter dan ik.

Você tem melhor visão que eu.

Die vent ziet ze vliegen!

Esse cara é totalmente pirado.

Je ziet er gelukkig uit.

Você parece feliz.

Je ziet er slaperig uit.

Você parece estar sonolento.

Emi ziet er gelukkig uit.

Emi parece feliz.

Ken ziet er gelukkig uit.

Ken parece feliz.

Je ziet er dom uit.

Você está ridículo.

Je ziet er verdrietig uit.

Você parece triste.

Je ziet er lelijk uit.

Você está feia.

Het ziet er fascinerend uit.

Parece fascinante.

Dit ziet er heerlijk uit.

Isto parece delicioso.

Je ziet er bezorgd uit.

- Você parece preocupado.
- Você parece preocupada.

Tom ziet er ziek uit.

Tom parece doente.

Jane ziet er gelukkig uit.

- Jane parece feliz.
- Jane parece estar feliz.

Je ziet er fantastisch uit.

Você parece fantástico.

Je ziet er Japans uit.

Você parece japonês.

Tom ziet er bezorgd uit.

Tom parece preocupado.

Tom ziet er moe uit.

Tom parece cansado.

- Je ziet er jonger uit.
- Jij ziet er jonger uit.
- U ziet er jonger uit.
- Jullie zien er jonger uit.

Você parece mais jovem.

- Onze leraar ziet er heel jong uit.
- Onze lerares ziet er heel jong uit.

- O nosso professor parece muito jovem.
- O nosso professor parece muito novo.

Je ziet dat hij zich oprolt.

Pode ver que está a começar a recuar.

Nu ziet het er zo uit.

E agora, está assim.

Je ziet zelden zo'n klein dier.

É muito raro ver um animal tão pequeno.

Je ziet er gelukkig uit vandaag.

- Você aparenta estar feliz hoje.
- Você parece feliz hoje.

De hond ziet er hongerig uit.

O cachorro parece faminto.

Ze ziet er heel gelukkig uit.

Ela parece bem contente.

Ze ziet er altijd bleek uit.

Ela sempre parece pálida.

Hij ziet eruit als mijn vader.

Ele se parece com o meu pai.

Zijn zus ziet er jong uit.

- Sua irmã parece jovem.
- A irmã dele parece jovem.

Je ziet er erg moe uit.

- Você parece estar muito cansado.
- Você parece bem cansado.
- Você parece bastante cansado.
- Você parece muito cansado.
- Você parece muito cansada.

Zonder haar contactlenzen, ziet zij wazig.

Sem suas lentes de contato, ela vê tudo desfocado.

Zij ziet eruit als haar moeder.

Ela se parece à mãe.

Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.

A avó dele parece sadia.

De hond ziet er ziek uit.

O cachorro parece estar com alguma doença.

Mijn tante ziet er jong uit.

Minha tia parece jovem.

U ziet, maar u observeert niet.

Você vê, mas não observa.

Je ziet er goed uit vandaag.

Você parece bem hoje.

Je ziet er inderdaad moe uit.

Você parece cansado demais.

Je ziet eruit als een aap.

Você parece um macaco.

Haar zus ziet er jong uit.

A irmã dela parece jovem.

Je ziet eruit als een dwaas.

- Você parece um tonto.
- Você parece imbecil.

Hij ziet er erg vermoeid uit.

Ele parece muito cansado.

Hij ziet er heel goed uit.

Ele parece muito bem.

Je haar ziet er leuk uit.

Seu cabelo está bonito.