Translation of "Maak" in Polish

0.009 sec.

Examples of using "Maak" in a sentence and their polish translations:

- Maak aantekeningen.
- Maak notities.

Zrób notatki.

- Maak uw keuze.
- Maak je keuze.
- Maak jullie keuze.

Wybierz.

- Maak wat koffie.
- Ga koffiezetten.
- Maak koffie.

Zrób kawy.

- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.

- Wysprzątaj swój pokój.
- Posprzątaj swój pokój.

- Maak je geen zorgen.
- Maak u niet ongerust.

Nie troszcz się.

Maak het los.

Poluzowałeś to.

Maak dit af.

Skończ to.

Maak geen lawaai.

Nie hałasuj!

Maak het kleiner.

Zmniejsz to.

Maak Tom blij.

Udobruchaj Toma.

Maak geen ruzie.

Nie kłóć się.

- Maak alstublieft niet zoveel lawaai.
- Maak niet te veel geluid alstublieft.
- Maak alsjeblieft niet zoveel herrie.

Proszę, nie rób tyle hałasu.

- Maak dit alsjeblieft in orde.
- Maak dit alstublieft in orde.

Proszę to naprawić.

- Maak alsjeblieft niet zoveel herrie.
- Alsjeblieft, maak niet zoveel lawaai.

Proszę, nie hałasuj tak.

Maak je bed op.

Pościel łóżko.

Maak het jezelf gemakkelijk.

Rozgość się.

Maak de keuken schoon.

Posprzątaj w kuchni.

Maak je geen zorgen.

Przestań się martwić.

Maak je een grapje?

Żartujecie?

Ik maak een grapje.

Żartuję.

Maak de spiegel schoon.

Wyczyść lustro.

- Schiet op!
- Maak voort!

Szybciej!

Ik maak een roerei.

Robię jajecznicę.

Maak niet zoveel lawaai!

Nie hałasuj tak!

Maak hem niet belachelijk.

Nie śmiej się z niego.

Maak dat je wegkomt!

Spadaj stąd!

Maak u niet ongerust.

Nie martw się.

Hoe maak je het?

- Jak się masz?
- Jak leci?

Ik maak geen grapje.

Nie żartuję.

Maak de ramen schoon.

Wyczyść okna.

- Maak je geen zorgen over mij.
- Maak je geen zorgen om mij.
- Maak u maar geen zorgen over mij.

Nie martw się o mnie.

Ik maak elke dag lunch.

Codziennie robię obiad.

Maak elke dag een wandeling.

Idź na spacer każdego dnia.

Maak dat jullie wegkomen, kinderen!

Zmykać stąd, dzieciaki!

Maak deze zin af, alstublieft.

Proszę dokończyć ten tekst.

Ik maak te veel fouten.

Popełniam zbyt wiele błędów.

- Echt waar!
- Geen geouwehoer!
- Serieus!
- Ik maak geen grapje.
- Ik maak geen grap.

Nie żartuję.

- Maak je geen zorgen.
- Maak je maar geen zorgen.
- Trek het je niet aan.

Nie przejmuj się tym.

Maak er iets heel nieuws van.

Przekształćcie w coś zupełnie nowego.

Ik maak me zorgen om hem.

Martwię się o niego.

Maak mij alstublieft een kop koffie.

Zrób mi proszę filiżankę kawy.

Maak je geen zorgen over ons.

Nie martw się o nas.

Ik maak me zorgen over hem.

Martwię się o niego.

Maak je geen zorgen, wees blij!

Nie martw się, bądź szczęśliwy!

Maak je er geen zorgen over!

Nie martw się tym.

- Maak dat je wegkomt.
- Vertrek onmiddellijk.

Wyjeżdżaj natychmiast.

- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.

Jeśli jutro będzie padać śnieg, zrobię bałwana.

Pak je afstandbediening en maak een keuze.

Więc weź pilota i dokonaj wyboru.

Pak je touchscreenapparaat en maak een keuze.

Dokonaj wyboru i dotknij ekranu.

- Maak dat je wegkomt!
- Wegwezen hier, nu!

Natychmiast idź stąd.

Ik maak me zorgen over mijn gewicht.

- Jestem zmartwiony swoją wagą.
- Jestem zmartwiona swoją wagą.

- Vervolledig de zin.
- Maak de zin af.

Uzupełnij zdanie.

Maak je geen zorgen over het verleden.

Nie martw się przeszłością.

- Ik maak bezwaar!
- Ik protesteer!
- Protest!
- Bezwaar!

Sprzeciw!

Ik maak mij zorgen over uw gezondheid.

Niepokoję się o twoje zdrowie.

Ik maak me zorgen over je succes.

Martwię się o twój sukces.

Ik maak een simpele haak... ...van deze veiligheidsspeld.

Zamierzam zrobić prosty hak z tej agrafki.

Maak het heter en laat het sneller draaien,

Jeśli ją podgrzejemy i nadamy jej szybszą rotację,

We maken het touw vast. Maak je klaar.

Przywiążmy tę linę i przygotujmy się do zejścia.

- Ik maak hem af.
- Ik ga hem vermoorden.

Zabiję go.

Maak dat je hier wegkomt! Ieder van jullie!

Wynoście się! Wszyscy!

- Ik maak graag foto's.
- Ik trek graag foto's.

Lubię robić zdjęcia.

- Schiet op!
- Haast je.
- Schiet op.
- Maak voort!

Pośpiesz się!

Maak geen ruzie in het bijzijn van iedereen.

Nie rób scen na oczach wszystkich!

- Maak geen fout.
- Vergis je er niet in.

- Nie zrób błędu.
- Nie pomyl się.

- Ik maak je af.
- Ik ga je vermoorden.

Zabiję cię.

Dus pak je gamecontroller en maak een snelle beslissing.

Weź kontroler gier i podejmij szybką decyzję.

Ik maak me zorgen: Hoe komt ze aan eten?

Martwię się, skąd bierze jedzenie.

- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?

Jak się masz?

- Ik maak koffie.
- Ik ben koffie aan het maken.

Robię kawę.

- Zet je schrap.
- Bereid je voor.
- Maak je klaar.

Przygotuj się.

Ik wil het laten lijken, of ik een punt maak,

Teraz próbuję wysuwać kolejne tezy,

Ik wist het. Je wil dat ik een iglo maak.

Wiedziałem! Chcecie, bym zbudował igloo!

Dit is een moeilijke beslissing dus maak een slimme keus.

To trudna decyzja, więc dobrze ją przemyślcie.

Laten we ons voorbereiden. Maak je klaar om te springen.

Okej, przygotujmy się. Przygotujmy się do skoku.

Ik gebruik dit touw... ...maak het vast aan deze rots...

Użyję tej liny, przywiążę ją do tego głazu,

Pak je gamecontroller en maak een keuze. Helikopter of vliegtuig?

Weź kontroler gier i dokonaj wyboru. Helikopter czy samolot?

- Ik maak hem af.
- Ik vermoord hem.
- Ik ga hem vermoorden.

Zabiję go.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt.

- Idź sobie.
- Odejdź.

- Echt waar!
- Geen geouwehoer!
- Serieus!
- Ik maak geen grapje.
- Ik meen het.

Nie żartuję.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- Idź sobie.
- Odejdź.

Ik maak me zorgen als we die kant op blijven gaan, met weinig water.

Niepokoi mnie dalsza droga z małą ilością wody.

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!

Wyjdź!

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Buiten!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Ga weg.
- Kom eruit.
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- Wynoś się!
- Wynocha.

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Buiten!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Kom eruit.
- Weg met jou!
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

Wynoś się!

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Ga toch weg!

Idź precz!

- Haast je, of je haalt de trein niet.
- Haast u, anders mist ge de trein.
- Maak voort of je haalt de trein niet.

Pospiesz się, inaczej spóźnisz się na pociąg.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Ga!
- Rot op.
- Lopen!
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Vooruit.
- Loop weg!

Idź!

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe maak je het?
- Hoe is het ermee?
- Hoe gaat het met jullie?

Jak się masz?

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Ga toch weg!

Odejdź.