Translation of "Wandelen" in German

0.015 sec.

Examples of using "Wandelen" in a sentence and their german translations:

Ga wandelen!

- Geh spazieren!
- Gehen Sie spazieren!

- Ik ben gaan wandelen.
- Ik ging wandelen.

Ich bin wandern gegangen.

Ze ging wandelen.

Sie ging spazieren.

Hij ging wandelen.

Er ist spazieren gegangen.

Wil je wandelen?

- Hättest du Lust, einen Spaziergang zu machen?
- Würden Sie gerne einen Spaziergang machen?

Ik ging wandelen.

Ich habe einen Spaziergang gemacht.

Laat ons wandelen.

Lasst uns gehen.

Zullen we gaan wandelen?

Gehen wir spazieren?

Ik kan amper wandelen.

Ich kann kaum laufen.

Kan ik gaan wandelen?

Kann ich spazieren gehen?

Ze gaat graag alleen wandelen.

Sie geht gerne allein spazieren.

Wil je misschien gaan wandelen?

- Würdest du gern spazieren gehen?
- Würden Sie gerne einen Spaziergang machen?
- Was haltet ihr von einem Spaziergang?

Hij gaat kennelijk graag wandelen.

- Offenbar geht er gerne spazieren.
- Offenbar macht er gern Spaziergänge.

Mag ik buiten gaan wandelen?

Darf ich draußen spazieren gehen?

Mijn opa houdt van wandelen.

Mein Opa geht gerne wandern.

Estella en ik gaan wandelen.

Estella und ich gehen spazieren.

Bent u zondag gaan wandelen?

Sind Sie am Sonntag spazieren gegangen?

Mijn vader gaat iedere morgen wandelen.

Mein Vater geht jeden Morgen spazieren.

Hij is buiten aan het wandelen.

Er geht gerade spazieren.

Ik stelde voor te gaan wandelen.

Ich schlug vor, einen Spaziergang zu machen.

Mijn vader gaat iedere dag wandelen.

Vater geht jeden Tag spazieren.

Maria ging wandelen met haar hond.

Maria ging mit ihrem Hund spazieren.

- We zullen wandelen.
- We zullen stappen.

Wir werden laufen.

- Wandelen jullie?
- Gaan jullie op trektocht?

Wandert ihr?

Ik had zin om te gaan wandelen.

- Ich hatte Lust auf einen Spaziergang.
- Ich hatte Lust, spazieren zu gehen.

Ik las een boek tijdens het wandelen.

Ich las im Gehen ein Buch.

Zijn jullie allemaal klaar om te gaan wandelen?

Seid ihr alle bereit, wandern zu gehen?

We zijn van plan morgen te gaan wandelen.

Wir haben vor, morgen wandern zu gehen.

Tom en Mary gingen samen een stukje wandelen.

Tom und Maria gingen zusammen spazieren.

Soms is het te heet om te wandelen.

- Manchmal ist es zu heiß zum Wandern.
- Manchmal ist es zu heiß zum Spazierengehen.

Laten we na het eten langs het strand wandelen.

Lass uns nach dem Essen am Strand spazieren gehen.

Toen het ophield met regenen, ging hij buiten wandelen.

Als es aufgehört hatte zu regnen, ging er spazieren.

Hij stond hen toe in de tuin te wandelen.

Er erlaubte ihnen, im Garten umherzugehen.

We kunnen 's nachts niet in het park wandelen.

- Wir können des Nachts nicht im Park herumlaufen.
- Wir können des Nachts nicht im Park umherwandeln.

Op een zonnige dag in april ging ik wandelen.

Eines schönen Tages im April ging ich spazieren.

Ik heb een appel gegeten voordat ik ging wandelen.

Ich habe einen Apfel gegessen, bevor ich spazieren gegangen bin.

Wil je graag met mij in het park wandelen?

Würdest du gerne mit mir im Park spazieren gehen?

We gingen wandelen langs de oever van het meer.

Wir gingen am Seeufer spazieren.

Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?

Warum sagst du, dass du im Park spazieren gehen willst?

Maria en Tom besloten het nabijgelegen bos in te wandelen.

Maria und Tom beschlossen, einen Spaziergang in den nahe gelegenen Wald zu unternehmen.

Ik zou liever wandelen dan naar de film te kijken.

Ich würde lieber spazieren gehen, als den Film zu sehen.

Laten we gaan wandelen nadat het opgehouden is met regenen.

Lass uns spazieren gehen, nachdem es aufgehört hat zu regnen.

Het maakt me niet uit om in de regen te wandelen.

- Mir macht es nichts aus, im Regen spazieren zu gehen.
- Es macht mir nichts aus, durch den Regen zu gehen.

Laten we over de Grote Muur gaan wandelen in ons ondergoed;

Laufen wir die Chinesische Mauer in Unterwäsche ab.

- Bent u zondag gaan wandelen?
- Hebben jullie zondag een wandeling gedaan?

Sind Sie am Sonntag spazieren gegangen?

Het is zijn gewoonte vroeg in de ochtend altijd te gaan wandelen.

Es ist seine Gewohnheit, jeden Morgen spazieren zu gehen.

- Scheer je weg!
- Neem een wandeling!
- Ga een eindje lopen!
- Ga wandelen!

Geh spazieren!

- Hij wandelt graag in het park.
- Hij houdt van wandelen in het park.

Er geht gerne im Park spazieren.

Nu en dan verlaten ze het klooster om door de stad te wandelen.

Bisweilen verlassen sie das Kloster, um in der Stadt einherzuwandeln.

Of om naar heel onbewoonde plekken te gaan of in het bos te wandelen.

Oder menschenarme Orte zu besuchen, im Wald spazieren zu gehen.

- Ik kan niet snel wandelen, maar wel lang.
- Ik kan niet snel lopen, maar wel voor een lange tijd.

- Ich kann nicht schnell gehen, aber ich kann eine lange Zeit gehen.
- Schnell kann ich zwar nicht gehen, aber ich kann lange gehen.

Ik ben helemaal niet bijgelovig, maar iedereen weet toch dat de doden tegen middernacht uit hun graven klimmen om, in de gedaante van spoken, uit wandelen te gaan.

- Ich bin überhaupt nicht abergläubig, aber es weiß ja jeder, dass die Toten gegen Mitternacht aus ihren Gräbern steigen, um in der Gestalt von Gespenstern spazieren zu gehn.
- Ich bin überhaupt nicht abergläubig, aber jeder weiß doch, dass die Verstorbenen zur Mitternacht ihren Grüften entsteigen, um in Form von Gespenstern umherzuwandeln.

- Ik kan niet snel stappen, maar wel een lange tijd.
- Ik kan niet snel wandelen, maar wel lang.
- Ik kan niet snel lopen, maar wel voor een lange tijd.

Ich kann nicht schnell gehen, aber ich kann eine lange Zeit gehen.