Translation of "Vader" in German

0.009 sec.

Examples of using "Vader" in a sentence and their german translations:

- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Haar vader is groot.

- Ihr Vater ist groß.
- Euer Vater ist groß.

- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.

Dein Vater ist groß.

- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.

- Ich kenne deinen Vater.
- Ich kenne euren Vater.
- Ich kenne Ihren Vater.

- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.
- Haar vader is Japanner.
- Hun vader is een Japanner.

- Sein Vater ist Japaner.
- Ihr Vater ist Japaner.

- Haar vader is politieman.
- Zijn vader is politieagent.

Sein Vater ist Polizist.

- Haar vader is Japanner.
- Haar vader is Japans.

Ihr Vater ist Japaner.

- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.

Mein Vater ist Arzt.

- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?

Wo ist dein Vater?

- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.

- Sein Vater ist Japaner.
- Ihr Vater ist Japaner.

- Mijn vader is elektrieker.
- Mijn vader is elektricien.

Mein Vater ist Elektriker.

- Mijn vader was dokter.
- Mijn vader was arts.

Mein Vater war Arzt.

- Wat doet je vader?
- Wat doet jullie vader?

- Was macht dein Vater?
- Was macht Ihr Vater?
- Was macht euer Vater?

- Jij bent mijn vader.
- U bent mijn vader.

Du bist mein Vater.

- Dit is mijn vader.
- Hij is mijn vader.

Er ist mein Vater.

- Waar werkt je vader?
- Waar werkt jouw vader?

Wo arbeitet dein Vater?

Mijn vader rookt.

Mein Vater raucht.

Zijn vader stierf.

Ihr Vater ist gestorben.

Tom werd vader.

Tom ist Vater geworden.

- Mijn vader is leraar.
- Mijn vader is een leraar.

Mein Vater ist Lehrer.

- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?

- Ist dein Vater Arzt?
- Ist Ihr Vater Arzt?

- Is dat Toms vader?
- Is dat Tom zijn vader?

Ist das Toms Vater?

- Mijn vader inspireerde me.
- Mijn vader heeft me geïnspireerd.

Mein Vater inspirierte mich.

- Ik heb uw vader gezien.
- Ik heb je vader gezien.
- Ik heb jullie vader gezien.

- Ich habe deinen Vater gesehen.
- Ich habe euren Vater gesehen.
- Ich habe Ihren Vater gesehen.

- Is je vader een Spanjaard?
- Is jullie vader een Spanjaard?
- Is uw vader een Spanjaard?

Ist euer Vater Spanier?

- Hij is niet mijn vader.
- Hij is mijn vader niet.

Er ist nicht mein Vater.

- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.

- Wie der Vater, so der Sohn.
- Der Apfel fällt nicht weit vom Stamm.
- Wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen.

- Ik heb uw vader gezien.
- Ik heb jullie vader gezien.

- Ich habe euren Vater gesehen.
- Ich habe Ihren Vater gesehen.

- Ik heb je vader gezien.
- Ik heb jullie vader gezien.

Ich habe euren Vater gesehen.

- Jack gelijkt op zijn vader.
- Jack lijkt op zijn vader.

- Jack ähnelt seinem Vater.
- Jack sieht seinem Vater ähnlich.

Mijn vader wordt ouder

Mein Vater wird älter.

Nu is vader wakker.

Jetzt ist der Vater wach.

Terug naar mijn vader.

Zurück zu meinem Papa.

Mijn vader rookt zelden.

Mein Vater raucht selten.

Haar vader is Japanner.

Ihr Vater ist Japaner.

Is haar vader leraar?

Ist ihr Vater Lehrer?

Hij is mijn vader.

Er ist mein Vater.

Is zijn vader dokter?

Ist sein Vater Arzt?

Waar is jullie vader?

Wo ist euer Vater?

Mijn vader is leraar.

Mein Vater ist Lehrer.

Waar is mijn vader?

Wo ist mein Vater?

Mijn vader wordt kaal.

Mein Vater bekommt eine Glatze.

Mijn vader is rijk.

Mein Vater ist reich.

De vader is kleermaker.

Der Vater ist Schneider.

Mijn vader tuiniert zondags.

Mein Vater gärtnert sonntags.

Mijn vader is dokter.

Mein Vater ist ein Doktor.

Haar vader is politieman.

Ihr Vater ist Polizist.

Mijn vader is gezond.

Mein Vater ist gesund.

Mijn vader verwent me.

Mein Vater verwöhnt mich.

Mijn vader is thuis.

Mein Vater ist zu Hause.

Ben ik de vader?

Bin ich der Vater?

Vader geeft bloemen water.

Mein Vater gießt die Blumen.

Dit is mijn vader.

Das hier ist mein Vater.

Wat doet je vader?

Was macht dein Vater?

Haar vader is overleden.

Ihr Vater ist gestorben.

Hij wordt binnenkort vader.

- Er wird bald Vater.
- Er wird bald Vater sein.

Hier werkt mijn vader.

Hier arbeitet mein Vater.

Mijn vader is zwijgzaam.

Mein Vater ist schweigsam.

Dat is onze vader.

Das ist unser Vater.

Tom is de vader.

Tom ist der Vater.

Mijn vader is arts.

Mein Vater ist Arzt.

Waar is je vader?

Wo ist dein Vater?

Ik ken je vader.

Ich kenne deinen Vater.

Mijn vader is groot.

Mein Vater ist groß.

Ik ken jullie vader.

Ich kenne euren Vater.

Zijn vader is Japans.

Ihr Vater ist Japaner.