Translation of "Maandag" in German

- Ik zie je maandag.
- Tot maandag.

Bis Montag.

Tot maandag.

Bis Montag.

- Vandaag is het maandag.
- Het is maandag.

- Heute ist Montag.
- Es ist Montag.

En maandag dan?

Wie sieht es aus mit Montag?

Het is maandag.

Es ist Montag.

Ik kom maandag.

Ich komme am Montag.

Is maandag goed?

Geht Montag?

- Tom kwam afgelopen maandag.
- Tom is afgelopen maandag gekomen.

- Tom kam letzten Montag.
- Tom ist letzten Montag gekommen.

Maandag volgt op zondag.

Montag kommt nach Sonntag.

Ik hou van maandag!

Ich liebe den Montag!

Vandaag is het maandag.

Heute ist Montag.

Morgen is het maandag.

Morgen ist Montag.

Ik zie je maandag.

Wir sehen uns am Montag.

Dinsdag komt na maandag.

Dienstag kommt nach Montag.

Na zondag komt maandag.

- Auf Sonntag folgt Montag.
- Nach Sonntag kommt Montag.

Is het vandaag maandag?

Ist heute Montag?

Ik moet maandag komen.

Ich muss am Montag kommen.

Gisteren was het maandag.

Gestern war Montag.

Alles wordt maandag besloten.

Alles wird am Montag entschieden.

Maandag begint op zaterdag.

Am Montag ist praktisch schon Samstag.

- Kan ik u komende maandag zien?
- Kan ik je komende maandag zien?

Kann ich dich nächsten Montag sehen?

We vliegen maandag vanop Narita.

Wir fliegen nächsten Montag in Narita ab.

Ik werk niet op maandag.

Montags arbeite ich nicht.

Ik ben hier sinds maandag.

Ich bin seit Montag hier.

De lessen beginnen op maandag.

Der Unterricht beginnt am Montag.

Het is maandag, weet je.

Es ist Montag, weißt du?

Is de personeelsvergadering op maandag?

Findet die Mitarbeiter-Versammlung am Montag statt?

Ik moet op maandag werken.

Ich muss montags arbeiten.

Tom heeft maandag een sollicitatiegesprek.

Tomás hat am Montag ein Vorstellungsgespräch.

- Tom is zelden thuis op maandag.
- Tom is bijna nooit thuis op maandag.

- Montags ist Tom kaum einmal zu Hause.
- Montags ist Tom selten zu Hause.

- Maandag is ze naar New York gereisd.
- Maandag is hij naar New York gereisd.

Er ist am Montag nach New York gefahren.

Vandaag is het maandag, dus zal ik doen wat ik altijd doe op maandag.

Heute ist Montag. Folglich werde ich heute tun, was ich montags immer tue.

Hij werkt van maandag tot vrijdag.

Er arbeitet von Montag bis Freitag.

De school start de volgende maandag.

Die Schule beginnt nächsten Montag.

Ons vuilnis wordt iedere maandag afgehaald.

Unser Müll wird jeden Montag abgeholt.

Op maandag is hij altijd thuis.

Er ist immer montags zuhause.

Ik ben vorige maandag gaan vissen.

Ich bin letzten Montag angeln gegangen.

Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.

Es schneite von Montag bis Freitag.

De volgende maandag is een feestdag.

Der nächste Montag ist ein Feiertag.

Wat doe je de volgende maandag?

Was machst du nächsten Montag?

Blijf in bed tot volgende maandag.

Sie müssen bis nächsten Montag im Bett bleiben.

De markt wordt elke maandag gehouden.

Der Markt findet jeden Montag statt.

Kan ik u komende maandag zien?

- Kann ich dich nächsten Montag sehen?
- Kann ich dich kommenden Montag sehen?

We hebben afgelopen maandag pizza gegeten.

Wir haben letzten Montag gegessen.

Laten we dat komende maandag doen.

Lass uns das nächsten Montag machen!

We hebben maandag al postzegels gekocht.

Wir haben schon am Montag Briefmarken gekauft.

Helaas moet ik maandag naar de dokter.

Am Montag muss ich leider zum Arzt.

"Ja, ik wil maandag een slechte dag hebben"?

"Ja, ich will am Montag einen schlechten Tag haben"?

De eerste dag van de week is maandag.

Der erste Tag der Woche ist der Montag.

Het museum is geopend van maandag tot vrijdag.

Das Museum ist Montag bis Freitag geöffnet.

Het ticket is geldig tot en met maandag.

- Das Ticket gilt bis einschließlich Montag.
- Das Billet gilt bis und mit Montag.
- Die Fahrkarte gilt bis einschließlich Montag.
- Der Fahrschein gilt bis einschließlich Montag.

Ze is vaak te laat op school op maandag.

Sie kommt montags oft zu spät zur Schule.

Als gisteren maandag was, dan is het vandaag dinsdag.

Wenn gestern Montag war, dann ist heute Dienstag.

Als het morgen maandag was, zou het vandaag zondag zijn.

Wenn morgen Montag wäre, wäre heute Sonntag.

Voor zover ik begrijp, is het museum op maandag gesloten.

Ich denke, das Museum ist montags geschlossen.