Translation of "Zwemmen" in French

0.008 sec.

Examples of using "Zwemmen" in a sentence and their french translations:

- Ze zwemmen.
- Zij zwemmen.

Elles nagent.

- Je mag zwemmen.
- U mag zwemmen.
- Jullie mogen zwemmen.

- Vous pouvez nager.
- Tu peux nager.
- Tu as la permission de nager.

Zwemmen verboden!

Baignade interdite !

- Je kunt niet zwemmen.
- Jij kan niet zwemmen.
- U kunt niet zwemmen.
- Jullie kunnen niet zwemmen.

- Vous ne pouvez pas nager.
- Tu ne sais pas nager.
- Vous ne savez pas nager.

- Vis moet zwemmen.
- De vis wil zwemmen.

Le poisson veut nager.

- Jullie zwemmen.
- Jullie zijn aan het zwemmen.

Vous nagez.

- Ik zag haar zwemmen.
- Ik zag hem zwemmen.
- Ik heb het zien zwemmen.

Je l'ai vu nager.

- Hij kan snel zwemmen.
- Ze kan snel zwemmen.

- Il peut nager vite.
- Elle sait nager vite.
- Elle est capable de nager rapidement.

- Je kunt niet zwemmen.
- Jij kan niet zwemmen.

Tu ne sais pas nager.

Honden kunnen zwemmen.

- Les chiens peuvent nager.
- Les chiens savent nager.

Kun je zwemmen?

- Sais-tu nager ?
- Est-ce que tu sais nager ?

Mary kan zwemmen.

Marie sait nager.

Hij kan zwemmen.

Il sait nager.

Vis moet zwemmen.

Poisson sans boisson est poison.

Ik kan zwemmen.

Je sais nager.

Verboden te zwemmen!

- Baignade interdite.
- Il est défendu de nager.

Tom kan zwemmen.

Tom sait nager.

We kunnen zwemmen.

Nous savons nager.

Zwemmen is gemakkelijk.

Nager, c'est facile.

Zij kunnen zwemmen.

- Ils savent nager.
- Elles savent nager.

Hij leert zwemmen.

Il apprend à nager.

Waar zwemmen ze?

Où nagent-ils ?

Laat ons zwemmen.

Nageons.

Kunnen konijnen zwemmen?

Les lapins savent-ils nager ?

Probeer te zwemmen!

- Essayez de nager !
- Essaie de nager !
- Essaye de nager !

Ze leert zwemmen.

Elle apprend à nager.

Zwemmen is gezond.

- Nager est bon pour la santé.
- Il est sain de nager.

Ik wil zwemmen.

Je veux nager.

Verboden te zwemmen.

Interdiction de nager.

- U zwemt.
- U bent aan het zwemmen.
- Jullie zwemmen.
- Jullie zijn aan het zwemmen.

Vous nagez.

- Waar zwemmen ze?
- Waar zijn ze aan het zwemmen?

Où nagent-ils ?

- Zwemmen is gezond.
- Zwemmen is goed voor je gezondheid.

Nager, c'est bon pour la santé.

- Houdt u niet van zwemmen?
- Houd je niet van zwemmen?
- Hou je niet van zwemmen?

- N'aimes-tu pas nager ?
- N'aimez-vous pas nager ?

- Zoudt ge ooit naakt zwemmen?
- Zou je ooit naakt zwemmen?

- Irais-tu jamais nager nu ?
- Irais-tu jamais nager nue ?

Een vis kan zwemmen.

Un poisson peut nager.

Zullen we gaan zwemmen?

Irions-nous nager ?

Tom houdt van zwemmen.

Tom aime nager.

Hij kan snel zwemmen.

Il peut nager vite.

Zwemmen versterkt de benen.

Nager renforce les jambes.

Ik kan niet zwemmen.

Je ne sais pas nager.

Hij kan niet zwemmen.

Il ne sait pas nager.

Ik hou van zwemmen.

J'aime nager.

Ik zag haar zwemmen.

- Je l'ai vu nager.
- Je l'ai vue nager.

Ik wil leren zwemmen.

Je veux apprendre à nager.

Tom kan niet zwemmen.

Tom ne sait pas nager.

Hij wil leren zwemmen.

Il veut apprendre à nager.

Hij houdt van zwemmen.

Il aime nager.

Ik kan snel zwemmen.

Je sais nager rapidement.

Ik wil gaan zwemmen.

Je veux aller nager.

Kom met me zwemmen.

Viens nager avec moi.

Tom kan goed zwemmen.

Tom nage bien.

Jullie kunnen niet zwemmen.

Vous ne pouvez pas nager.

Hou je van zwemmen?

Tu aimes nager ?

Laten we daar zwemmen.

Nageons là-bas.