Translation of "Plezier" in French

Veel plezier.

Amusez-vous bien !

Veel plezier!

- Amuse-toi bien !
- Amusez-vous bien !

- Het plezier was kort.
- Het plezier duurde kort.

- Le plaisir fut bref.
- Le plaisir fut de courte durée.

- Veel plezier!
- Amuseer je!

- Amuse-toi bien !
- Amusez-vous bien !
- Passe du bon temps !

Ik wil plezier hebben.

Je veux m'amuser.

Het plezier was kort.

- Le plaisir fut bref.
- Le plaisir fut de courte durée.

Ik had plezier hier.

- Je me suis amusée, ici.
- Je me suis amusé, ici.

We moeten plezier hebben.

s'amuser.

Tussen welzijn, gezondheid en plezier.

entre le bien-être, la santé et le plaisir.

We gaan veel plezier beleven.

- Nous allons bien nous marrer.
- Nous allons beaucoup nous amuser.

Veel plezier op het bal!

Profitez de la soirée au bal.

We hadden er plezier mee.

- Nous nous en sommes amusés.
- Nous nous en sommes amusées.

Ze lijken plezier te hebben.

- Ils semblent s'amuser.
- Elles semblent s'amuser.

We hadden veel plezier samen.

Nous nous sommes beaucoup amusés ensemble.

Veel plezier bij het jagen.

Bonne chasse.

- Doe mij een plezier en zwijg.
- Doe mij een plezier en hou je mond.

Fais-moi le plaisir de la fermer.

- Kun je me een plezier doen?
- Zou je me alsjeblieft een plezier kunnen doen?

- Pourriez-vous me rendre un service ?
- Peux-tu me rendre un service ?
- Peux-tu m'accorder une faveur ?
- Pouvez-vous m'accorder une faveur ?

Ik zal haar met plezier helpen.

Je serai ravi de l'aider.

Sommige mensen zoeken alleen maar plezier.

Certaines personnes ne recherchent que le plaisir.

Veel plezier op het feestje, John.

Amuse-toi bien à la fête, John.

Na het plezier komt de pijn.

Après le plaisir vient la douleur.

Ik zal u met plezier helpen.

Je suis prêt à t'aider.

Wil je me een plezier doen?

- Me feras-tu une faveur ?
- Me ferez-vous une faveur ?

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

- Nous nous sommes amusés.
- Nous nous sommes amusées.

Kun je me een plezier doen?

Peux-tu me rendre un service ?

Ik zal hem met plezier helpen.

Je serai ravi de l'aider.

- Met plezier zal ik je helpen.
- Ik zal je met plezier helpen.
- Ik help je graag.

- Je t'aiderai avec plaisir.
- Je t'aiderai volontiers.
- J'aurai plaisir à t'aider.
- J'aurai plaisir à vous aider.

- Ik kom graag.
- Ik kom met plezier.

- Je serai heureux de venir.
- Je viendrai volontiers.

Ik zal dit met veel plezier doen.

Je le ferai avec plaisir.

Ik meng niet graag zaken met plezier.

Je n'aime pas mélanger le travail avec le plaisir.

Ik lees boeken met veel plezier voor.

Je lis des livres à haute voix avec grand plaisir.

Ik heb die roman met plezier gelezen.

J'ai lu ce roman avec plaisir.

Je kunt niet iedereen een plezier doen.

On ne peut pas plaire à tout le monde.

- Je bent hier om te werken, niet voor plezier.
- Jullie zijn hier om te werken, niet voor plezier.
- U bent hier om te werken, niet voor plezier.

Nous sommes ici pour travailler, pas pour le plaisir.

Om plezier op te zoeken, zoals lekker eten,

Rechercher du plaisir avec des aliments savoureux,

- Laten we ons vermaken.
- Laten we plezier hebben.

Amusons-nous.

Oma heeft heel veel plezier aan TV-kijken.

Grand-mère prend grand plaisir à regarder la télévision.

Zou je me alsjeblieft een plezier kunnen doen?

Pourrais-tu me rendre un service s'il te plaît ?

We scheppen er plezier in van te kletsen.

Nous prenons plaisir à bavarder.

- Heb je plezier gehad?
- Heb je je vermaakt?

- Est-ce que tu t'es amusé ?
- T'es-tu amusé ?

- Hij vroeg mij of ik hem een plezier kon doen.
- Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.

Il me demanda si je pouvais lui faire une faveur.

Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.

Il est plus facile de s'amuser que de travailler.

Het doet mij plezier met u te kunnen werken.

- Je me réjouis de travailler avec toi.
- Je me réjouis de travailler avec vous.

En veel meer plezier te beleven tijdens het hele proces.

et y prendre bien plus de plaisir.

Het doet me plezier dat ik jullie heb kunnen helpen.

Je suis contente d’avoir pu t’être utile.

Doe mij een plezier en schrijf die verhandeling voor mij.

Rends-moi un service et écris cette dissertation pour moi.

Hij vroeg mij of ik hem een plezier kon doen.

- Il me demanda si je pouvais lui faire une faveur.
- Il m'a demandé si je pouvais lui rendre service.

- Ze lijken zich te vermaken.
- Ze lijken plezier te hebben.

Elles semblent s'amuser.

- Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?
- Wil je me een plezier doen? Leen je me een beetje geld?

Pouvez-vous m'accorder une faveur ? Pouvez-vous me prêter de l'argent ?

Ik zou het met plezier vertalen, maar ik spreek geen Nederlands.

Je le traduirais avec plaisir, mais je ne parle pas le néerlandais.

- We hebben er ons mee vermaakt.
- We hadden er plezier mee.

- Nous nous en sommes amusés.
- Nous nous en sommes amusées.

En iedere ochtend kwam dezelfde jongen die het met veel plezier omschopte.

Chaque matin, le même petit garçon s'amusait à le démolir.

Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?

Pouvez-vous m'accorder une faveur ? Pouvez-vous me prêter de l'argent ?

Vanavond hebben we plezier gehad met het samen opstellen van onze stamboom.

Ce soir nous nous sommes amusés à dessiner ensemble notre arbre généalogique.

- Ik wil plezier hebben.
- Ik wil me amuseren.
- Ik wil me vermaken.

J'ai envie de m'amuser.

Er is meer plezier te beleven met lief te hebben dan met geliefd te worden.

- Il y a plus de plaisir à aimer qu'à être aimé.
- Il y a plus de plaisir dans l'amour que l'on donne que dans celui que l'on reçoit.

- Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
- Het verheugt me je terug te zien.

- Je suis content de te revoir.
- Je suis content de vous revoir.
- Je me réjouis de te revoir.

- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.

Je suis content de te revoir.

Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.

Le plaisir est toujours dans le passé ou dans le futur, mais jamais dans le présent.

- Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
- Hij vroeg me of ik hem een gunst kon bewijzen.

Il me demanda si je pouvais lui faire une faveur.

- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- 't Is niks.
- Niets te danken!
- Alsjeblieft.
- Alsjeblief.
- Geen dank.
- Graag.
- Met plezier.
- Met genoegen.

- Avec plaisir.
- De rien !

- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.

- Je suis content de vous revoir.
- Je me réjouis de te revoir.
- Je me réjouis de vous revoir.

- Ik ben blij je weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
- Ik ben blij je weer te ontmoeten.

Je me réjouis de te revoir.