Translation of "Schoon" in English

- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.

Clean your room.

- Maak dat raam schoon.
- Maak het raam schoon.

- Clean that window.
- Clean the window.

Het is schoon.

It's clean.

We zijn schoon.

We're clean.

Is het schoon?

Is it clean?

schoon drinkwater, elektriciteit, enzovoort.

clean drinking water, electricity, and so on.

Hou jullie klaslokaal schoon.

Keep your classroom clean.

Zijn jullie handen schoon?

Are your hands clean?

Nieuwe bezems vegen schoon.

A new broom sweeps clean.

Maak de keuken schoon.

Clean up the kitchen.

Het is niet schoon.

- It's not clean.
- It isn't clean.

Hou je kamer schoon.

Keep your room clean.

Deze tafel is schoon.

This table is clean.

Maak de kamer schoon.

- Clean up the room.
- Clean the room.

Maak de spiegel schoon.

Clean the mirror.

Haar puppy is schoon.

Her puppy is clean.

De keuken was schoon.

The kitchen was clean.

Veeg mijn kamer schoon.

Sweep my room.

Is het bad schoon?

Is the bath clean?

Maak je kamer schoon.

Clean your room.

Maak de ramen schoon.

Clean the windows.

Maak het raam schoon.

Clean the window.

Maak dat raam schoon.

Clean that window.

De keuken is schoon.

The kitchen is clean.

Maak je snorkel schoon.

Clean your snorkel.

Ons huis is schoon.

Our house is clean.

Is de schoorsteen schoon?

Is the chimney clean?

Is de badkamer schoon?

Is the bath clean?

- Je moet je kamer schoon houden.
- U moet uw kamer schoon houden.

You must keep your room clean.

- Ik heb een schoon shirt nodig.
- Ik heb een schoon overhemd nodig.

I need a clean shirt.

Maar ze was verrassend schoon.

but she was surprisingly clean.

Hij houdt zijn kamer schoon.

He keeps his room clean.

De vergaderzaal moet schoon zijn.

The meeting room must be clean.

Ik maak de keuken schoon.

- I am cleaning the kitchen.
- I'm cleaning the kitchen.

Alleen de waarheid is schoon.

Nothing is beautiful but the truth.

De roze kussen is schoon.

The pink pillow is clean.

Ze maakten het huis schoon.

They cleaned the house.

Ze maakte het huis schoon.

She cleaned the house.

Ik maakte het huis schoon.

I cleaned the house.

Je maakte het bad schoon.

You cleaned the bathtub.

Deze borden zijn niet schoon.

These plates aren't clean.

Deze vork is niet schoon.

This fork isn't clean.

Tom maakte zijn kast schoon.

Tom cleaned his closet.

We maken onszelf een beetje schoon.

Okay, let's clean off a little bit.

De badkamer is niet erg schoon.

The bathroom isn't very clean.

Tom maakte zijn mobiele telefoon schoon.

Tom cleaned his mobile phone.

- Ik hoop dat mijn handen schoon blijven.
- Ik hoop dat mijn handen schoon zullen blijven.

I hope my hands stay clean.

Zou je die pan schoon kunnen schrobben?

Would you scrape that rusty pan?

Ik hoop dat mijn handen schoon blijven.

I hope my hands stay clean.

Tom is niet schoon, maar Maria wel.

Tom isn't clean, but Mary is.

Is het water in dit glas schoon?

Is the water in the glass clean?

- Ze gaf de opdracht de kamer schoon te vegen.
- Ze gaf de opdracht de kamer schoon te maken.

She ordered the room to be swept.

Maak het raam schoon met een vochtige doek.

Clean the window with a damp cloth.

- Het water is schoon.
- Het water is proper.

- The water is clean.
- The water's clean.

Waarom maak je het huis iedere week schoon?

Why do you clean the house each week?

- Hou jullie klaslokaal zuiver.
- Hou jullie klaslokaal schoon.

Keep your classroom clean.

Ze gaf de opdracht de kamer schoon te maken.

She ordered the room to be swept.

Help je me even de kamer schoon te maken?

Will you help me clean the room?

Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.

All you have to do is to clean your room.

Ze gaf de opdracht de kamer schoon te vegen.

She ordered the room to be swept.

- Ik heb niets.
- Ik ben schoon.
- Ik ben clean.

I'm clean.

Help je Tom altijd zijn kamer schoon te maken?

Do you always help Tom clean his room?