Translation of "Pistool" in English

0.005 sec.

Examples of using "Pistool" in a sentence and their english translations:

Hij heeft een pistool.

He has a gun.

Ik heb een pistool.

I've got a gun.

- Leg het pistool op tafel.
- Leg het pistool op de tafel.

Put the gun on the table.

Leg het pistool op tafel.

Put the gun on the table.

Sami droeg een 9mm-pistool.

Sami carried a 9mm pistol.

Tom heeft een pistool bij zich.

Tom is carrying a gun.

Ik weet dat je een pistool hebt.

- I know you've got a gun.
- I know that you've got a gun.

Tom draagt altijd zijn pistool bij zich.

Tom carries his gun with him all the time.

- Leg het geweer op de tafel.
- Leg het pistool op tafel.
- Leg het pistool op de tafel.

Put the gun on the table.

De politieagent richtte zijn pistool op de man.

The policeman aimed his gun at the man.

- Weg met het geweer.
- Doe het pistool weg.

Get rid of the gun.

- Laat je wapen vallen!
- Laat je pistool vallen!

Drop your gun!

Tom vertelde Maria dat hij een pistool had.

Tom told Mary that he had a gun.

Tom pakte zijn pistool en rende naar buiten.

Tom grabbed his gun and ran outside.

- De man die volledig in het rood was gekleed hield een pistool vast.
- De man in het rood droeg een pistool.

The man all in red was holding a gun.

- Ik heb eigenlijk geen vuurwapen.
- Ik heb eigenlijk geen pistool.

I don't really have a gun.

- Hij grijpt naar zijn geweer!
- Hij grijpt naar zijn pistool!

- He's going for his gun!
- He's reaching for his gun!

Hij voelde in zijn rugzak en haalde een 9mm-pistool tevoorschijn.

He reached into his backpack and pulled out a 9mm pistol.

- Tom richtte zijn pistool op Mary.
- Tom richtte zijn vuurwapen op Mary.

Tom aimed his gun at Mary.

De man die volledig in het rood was gekleed hield een pistool vast.

The man all in red was holding a gun.

- Tom is van plan een pistool te kopen.
- Tom is van plan een vuurwapen te kopen.

- Tom is planning to buy a gun.
- Tom intends to buy a gun.

- Gooi je wapen weg!
- Laat je wapen vallen!
- Gooi je wapen neer!
- Wapen neer!
- Laat je pistool vallen!

- Drop your gun!
- Throw out your weapon!
- Throw down your gun.

- Tom vertelde Maria dat hij een vuurwapen had.
- Tom vertelde Maria dat hij een pistool had.
- Tom vertelde Maria dat hij een geweer had.

Tom told Mary that he had a gun.