Examples of using "الولد" in a sentence and their dutch translations:
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
Waar is de jongen?
De jongen begon te huilen.
Ik ken deze jongeman.
- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.
Die jongen heeft zwart haar.
Hij klom uit de boom naar beneden.
De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.
Ik ken deze jongen die jij niet kent.
De hond viel het jongetje aan.