Translation of "شيئا" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "شيئا" in a sentence and their dutch translations:

لا أحمل شيئا.

Ik heb niks.

وكانت شيئا كبيرًا.

Het was zeer populair.

جعلتنى شيئا كالبرق

werd ik een soort digitale bliksemafleider.

لا أخاف شيئا.

Niets maakt me bang.

هل قالت شيئا؟

Zei ze iets?

اشرب معي شيئا

Drink iets met me.

يريد شيئا باردا.

Hij wil iets kouds.

علينا أن نفهم شيئا.

Dit moeten we goed begrijpen.

لا أتوقع منك شيئا.

- Ik verwacht niets van jou.
- Ik verwacht niets van u.

لا أملك شيئا بقوله بتاتا.

Ik heb absoluut helemaal niks te zeggen.

هل تعرف شيئا عن عائلتك ؟

Weet je iets over je familie?

هل تريد أن تأكل شيئا؟

Wil je iets eten?

هذا جيّد، لكنّك نسيت شيئا.

Dat is allemaal goed en wel, maar u vergeet iets.

وإذا كانت تجربة "نانيت" علمتني شيئا،

En als 'Nanette' me iets geleerd heeft,

هل لي أن أطلب منك شيئا؟

Mag ik u een vraag stellen?

أريد أن أريك شيئا في مكتبي.

- Ik wil je iets laten zien in mijn bureau.
- Ik wil je iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil u iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil jullie iets laten zien in mijn kantoor.

هل عندك الوقت لتشرب شيئا ما؟

Heb je tijd om iets te drinken?

- أعرف هذا الولد الذي لا تعرف عنه شيئا .
- أنا أعرف هذا الولد الذي لا تعرف عنه شيئا.

Ik ken deze jongen die jij niet kent.

لماذا تريد أن تفعل شيئا من هذا القبيل؟

Waarom zou je zoiets willen doen?

خرج أخي من الغرفة راكضا بدون أن يقول شيئا.

Mijn broer rende uit de kamer zonder iets te zeggen.

لقد كان رقما لم أعرفه، ولكن شيئا ما اضطرني لأجيبه.

Ik herkende het nummer niet, maar iets dwong me om het aan te nemen.

وعندما تعطي شيئا إعجاب أو شيء من هذا الاهتمام المحدود،

en zodra jij iets liket of een deel van je aandacht geeft,