Examples of using "أخي" in a sentence and their dutch translations:
Dit is mijn broer.
Mijn broer is een idioot.
Broeder...
Hij is mijn broer.
Hij is mijn broer.
Dit is mijn broer.
Mijn broer is leraar.
Mijn broer is een idioot.
Tom is mijn halfbroer.
Mijn broer woont in Tokio.
- Hij is mijn jongste broer.
- Hij is mijn jongere broer.
Hij is mijn jongste broer.
Mijn broer heeft autisme.
Hij is mijn oudere broer.
Mijn broer houdt van muziek.
Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.
Mijn broer is klein maar sterk.
- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.
Het is van mijn broer.
Mijn broer is nu in Australië.
Ze zei mij dat ze mijn broer kent.
Mijn broer vindt enge films leuk.
Mijn broer kan autorijden.
Ik ging met mijn broer naar de bioscoop.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.
John is niet mijn broer maar mijn neef.
Ik maakte een film genaamd The Great Dance met mijn broer.
Mijn broer rende uit de kamer zonder iets te zeggen.