Translation of "أحبك" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "أحبك" in a sentence and their dutch translations:

- أنا أحبك.
- أحبك.

- Ik hou van je.
- Ik hou van jou.

لا أحبك لا أحبك

Hou ik niet van jou, hou ik niet van jou

- أنا أحبك.
- أحبك.
- احبك.
- انا احبك
- أنا أحبك

Ik hou van jou.

أحبك.

- Ik hou van je.
- Ik zie u graag.
- Ik hou van je!
- Ik hou van jou!

لا أحبك

Hou ik niet van jou

لذلك أحبك

Daarom hou ik van je.

آسف، أحبك

Het spijt me, ik hou van je.

أحبك كذلك.

Ik hou ook van jou.

أحبك بجنون.

- Ik ben gek op jou.
- Ik ben gek op jullie.

- أحبك.
- تعجبني.

- Ge valt in mijn smaak.
- Ik vind je leuk.
- Ik vind jou leuk.

- أحبك و أريد الزواج بك.
- أحبك و أريد أن أتزوجك.
- أحبك وأريد الزواج معك.
- أحبك وأريد الزواج بك.

Ik ben verliefd op je en ik wil met je trouwen.

أنا لا أحبك

Ik hou niet van je.

أحبك أكثر مما تحبني.

Ik hou meer van jou dan jij van mij.

لقد وُلدت كي أحبك.

Ik ben geboren om van jou te houden.