Examples of using "Londra'da" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben in Londen geweest.
Ben ik in Londen?
Mijn kinderen wonen in Londen.
Ik ben tweemaal in Londen geweest.
Is het waar dat je in Londen gaat studeren?
Wanneer ben je in Londen?
Ik heb hem leren kennen tijdens mijn verblijf in Londen.
Hij woonde in Londen toen de oorlog uitbrak.
Hoe laat is het nu in Londen?
Er zijn veel parken in Londen.
Bell woonde vroeger in Londen, of niet?
Over een week ben ik in Engeland.
Ik heb een vriend die in Londen woont.
Er zijn veel parken in Londen.
- Ik heb haar voor het eerst ontmoet in Londen.
- Ik heb haar leren kennen in Londen.
- "Hoelang blijf je in Londen?" "Tot maandag."
- "Tot wanneer blijf je in Londen?" "Tot maandag."
Morgen rond deze tijd zijn we in Londen.
In grote steden, zoals bijvoorbeeld in Londen, is veel smog.
Kan je mij een verblijfplaats in Londen aanbevelen?
Ik heb een zoon en een dochter. De ene is in New York, en de andere in Londen.