Examples of using "Zaman" in a sentence and their dutch translations:
Nun en dan zijn we het eens.
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
Wij zien hen van tijd tot tijd.
voor curatieve behandeling van borstkanker.
Iedereen maakt wel eens een foutje.
Zulke ongelukken kunnen af en toe gebeuren.
- Hij schreef me van tijd tot tijd.
- Hij schreef me af en toe.
- Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.
- Ja, dat gebeurt nu en dan.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Af en toe ga ik naar de bibliotheek.
Zij schrijft nu en dan naar haar zoon.
De tijd vliegt.
"Meestal
De tijd raakt op.
Ze namen me gevangen en daar had ik...
De tijd is om.
De tijden zijn veranderd.
- De tijd raakte op.
- De tijd begon te dringen.
Wanneer?
De tijd zal het zeggen.
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
- Het is bijna tijd.
De tijd vloog voorbij.
Tom schrijft me nog nu en dan.
Wanneer ben je getrouwd?
Van tijd tot tijd belt hij me nog.
Wanneer zullen we er zijn?
- Wanneer bent u geboren?
- Wanneer ben je geboren?
- Wanneer zijn jullie geboren?
Wanneer kunnen we bij elkaar komen?
Wanneer zal dat ophouden?
- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?
Kom wanneer het je uitkomt.
Wanneer komt ge terug?
- Wanneer is ze geboren?
- Wanneer is zij geboren?
De tijd dringt.
Kom op.
- Hoe laat ben je opgestaan?
- Wanneer ben je opgestaan?
Wanneer begint het?
- Op dat ogenblik was ik thuis.
- Ik was toen thuis.
Wanneer is de bruiloft?
Geef me tijd.
- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!
We hebben niet veel tijd.
Hoe laat ga je naar bed?
- Wanneer ben je vrij?
- Wanneer bent u vrij?
- Wanneer zijn jullie vrij?
Het is tijdrovend.
Wanneer starten we?
Wanneer starten we?
Er is nog tijd.
Wanneer ben jij gekomen?
Hoe laat is uw vliegtuig?
Je kunt niet altijd winnen.
Wanneer zijn jullie geboren?
Wanneer gaan jullie twee trouwen?
- Wanneer eindigt het?
- Wanneer is het voorbij?
We hebben veel tijd verloren.
Geef hem tijd.
- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?
Ik was toen in Canada.
- Tijd verstrijkt snel.
- De tijd vliegt voorbij.
We hebben veel tijd verloren.
Wanneer ben je geboren?
Ik lag in bed toen je belde.
Ik ben hier de hele tijd.
- We hadden plezier.
- We hadden lol.
Wanneer gaat u komen?
- De tijd loopt.
- We hebben geen tijd te verliezen.
Bijna altijd.
Dat zal duren.
Wanneer kan ik langskomen?
Laten we dan maar beginnen.
Ik weet dat het moeilijke tijden zijn.
Wanneer kunnen jullie beginnen?
- Je staart altijd.
- Je bent altijd aan het staren.
- Je vergeet het altijd.
- U vergeet het altijd.
- Jullie vergeten het altijd.
- We waren toen kinderen.
- Toen waren we kinderen.
- Wanneer ben je begonnen?
- Wanneer zijn jullie begonnen?
- Wanneer bent u begonnen?
- Toen was ik getrouwd.
- Toen was ik gehuwd.
- Ik was de hele tijd nerveus.
- Ik was de hele tijd zenuwachtig.
- Wanneer was je in Australië?
- Wanneer was u in Australië?
- Wanneer waren jullie in Australië?
Wanneer ben je gegaan?
Wanneer zullen we gaan?
Wanneer ben je aangekomen?
- Ik houd me aanbevolen.
- Ik hou me aanbevolen.
Het is altijd zo geweest.
Je hebt altijd zo'n haast.