Examples of using "Kitap" in a sentence and their dutch translations:
Het boek is klein.
Je leest een boek.
Ik schrijf een boek.
Hij leest een boek.
Waar is het boek?
Het boek is groot.
Het boek is klein.
Het boek is hier.
Het boek is oud.
Het boek is makkelijk.
Het boek is rood.
Ik download boeken.
Het boek is geel.
Het boek is groen.
Het boek is oranje.
Het boek is roze.
Het is dit boek.
Hij leest een boek.
Ik hou van boeken lezen.
Ik lees een boek.
Dit boek is even interessant als dat boek.
Ik lees een boek.
- Ik ben een boek aan het lezen.
- Ik lees een boek.
Dit boek is van Tony.
Ik hou van boeken lezen.
Je zou een boek moeten schrijven.
Dit boek is niet zo interessant als dat boek.
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
Ik las een boek.
Dit boek is van haar.
Ik lees geen boeken.
Een boek lezen is interessant.
Dit is het boek waar je naar op zoek bent.
- Tom is een boek aan het lezen.
- Tom leest een boek.
Dat boek is van hen.
Dit boek is een nieuw boek.
Dit boek is van mij.
Het boek ligt op de tafel.
Dat boek is oud.
Dit boek was gemakkelijk.
Dat boek was interessant.
Ik lees heel graag boeken.
Waar kan ik boeken kopen?
Ze heeft verschillende boeken geschreven.
- Welk boek is van u?
- Welk boek is van jou?
Wiens boek is dit?
Dit is een boek.
Was het boek interessant?
Ik wil een boek.
Tom las een boek.
Dit boek is handig.
Ik heb enkele boeken gelezen.
Waar gaat dat boek over?
Het boek is violet.
Dit boek is nieuw.
Dit boek was nieuw.
- Dat boek is klein.
- Dit boek is klein.
- Dat boek is zwaar.
- Dit boek is zwaar.
Dit boek is oud.
Dit boek is van Tony.
Ze lezen een boek.
Jij moet een boek schrijven!
Dit boek is van jou.
Ik ben een boek aan het lezen.
Het boek is te duur.
Dat boek is klein.
Ik heb het boek gelezen.
- Ik vertaal een boek.
- Ik ben een boek aan het vertalen.
Het boek ligt op de tafel.
- De man leest een boek.
- De man is een boek aan het lezen.
Hij heeft twee boeken geschreven.
Dit boek is heel intersessant.
- Dit is een boek.
- Dat is een boek.
Gisteren heb ik een boek gekocht.
Ik lees veel boeken.
Dit boek kost 4 dollar
Mary is een boekenwurm.
Welk boek is beter?
Ze leest graag boeken.
Het is belangrijk om veel boeken te lezen.
Ik gaf hem een boek.
Ze verloor een boek.