Examples of using "Lavar" in a sentence and their dutch translations:
Ik zag hem de auto wassen.
Kleren wassen is mijn taak.
Eerst wassen alvorens te dragen.
Ik ga mijn auto wassen.
Ik moet de afwas doen.
Wassen voor het eerste gebruik.
Je moet een paar glazen wassen.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Ik moet de afwas doen.
Kun je me helpen met afwassen?
Paula gaat de auto morgen wassen.
Het is Mary's beurt om de afwas te doen.
- Wiens beurt is het om de afwas te doen?
- Wie is aan de beurt om af te wassen?
Ga helpen bij de afwas.
Tom heeft een hekel aan afwassen.
Ik moet vandaag mijn kat wassen.
Tom hielp Maria met de afwas.
Ik heb mijn moeder met de afwas geholpen.
Het enige wat je hoeft te doen is de afwas.
Ik moet de was doen zolang er nog zon is.
- Ik doe meestal de vaat.
- Gewoonlijk doe ik de afwas.
Ik vroeg me net af wat het zou kosten om mijn auto te laten wassen en in de was te zetten.
Ga je tanden poetsen.