Examples of using "Coche" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?
- Hou die auto tegen!
- Stop de auto!
Ze carpoolen samen.
Heb je een auto?
Hebben jullie een auto?
We hebben een auto.
Waar heb je de auto geparkeerd?
Tom reed met de auto.
Welke auto heeft hij genomen?
Deze auto werd als "auto van het jaar" verkozen.
Dat is zijn auto.
Ik kocht een nieuwe auto.
Laten we met de auto gaan.
Wij hebben een auto nodig.
Ik heb geen auto.
Ik heb een auto nodig.
Ik heb een auto.
- Ik heb die auto gekocht.
- Ik kocht die auto.
We hebben een auto gekocht.
Neem mijn auto.
Hij is de auto aan het wassen.
Ik kocht een nieuwe auto.
Hebben jullie een auto?
Ik heb een auto gekocht.
- Zijn auto is echt gaaf.
- Zijn auto is echt te gek.
Zag de auto er oud uit?
- Ik ben in de auto.
- Ik zit in de auto.
Die auto is erg duur.
Hij ontwierp de auto.
Volg die auto.
Dit is mijn auto.
Welke auto heeft hij genomen?
- Ik wil een wagen huren.
- Ik wil een auto huren.
Ik wil een nieuwe auto.
- Hij heeft een auto gekocht.
- Hij kocht een auto.
Dat is zijn auto.
Waar is mijn auto?
Ik heb een Duitse auto.
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Ik wil een wagen huren.
Deze auto is snel.
Dat is zijn auto.
Hij wast zijn auto.
Ik kan autorijden.
Ik zit in mijn auto.
Hij wast je auto.
- Ik besloot om een auto te kopen.
- Ik heb besloten om een auto te kopen.
Ik heb een auto gekocht.
Hij stopte de auto.
Hoeveel kost die auto?
Ze wilden de auto stelen.
We hebben een auto gekocht.
- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.
Ik slaap in de auto.
Is deze auto van jou?
- Had ik maar een auto.
- Hadden we maar een auto.
- Uw auto bevalt mij.
- Ik vind uw auto leuk.
Kijk naar mijn nieuwe auto.
Ik verkoop een nieuwe auto.
- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.
- Mijn auto is defect.
Ik heb een nieuwe auto.
Ik heb nog geen auto.
Hij heeft een auto.
Je kunt deze auto gebruiken.
Ik heb een oude auto.
Tom stapte in de auto.
Hij kan geen auto kopen.