Examples of using "Irme" in a sentence and their dutch translations:
Laat me gewoon gaan.
Laat me gaan!
Mag ik nu gaan?
Mag ik nu gaan?
Ik moet nu gaan.
Ik ben klaar om te vertrekken.
Ik wil naar huis gaan.
- Ik denk dat ik ervandoor moet.
- Ik geloof dat ik weg moet gaan.
Mag ik naar huis gaan?
Ik moet echt weg.
Ik wil weg uit Boston.
Ik moet nu weg.
Ik moet nu gaan.
Mag ik naar bed?
Ik moet gaan slapen.
Wanneer kan ik naar huis gaan?
Ik moet nu gaan.
- Ik moet gaan.
- Ik moet ervandoor.
- Ik ga.
- Ik ben van plan te gaan.
- Ik sta op het punt te vertrekken.
Ik moet nu gaan.
Ik moet gaan slapen.
- Ik moet gaan.
- Ik moet ervandoor.
Ik moet nu gaan.
Ik moet gaan slapen.
Ik moest te voet naar huis gaan.
Ik ben klaar om te vertrekken.
Ik wil naar Japan gaan.
Hij beval mij de kamer onmiddellijk te verlaten.
Ik moet gaan slapen.
Ik denk eraan om naar Duitsland te gaan om geneeskunde te studeren.
Het is al elf uur. Ik moet nu vertrekken.
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
Ik ben heel moe, ik wil vroeger naar bed.
Ik moet naar huis.
Ik wil naar huis gaan.
Moet ik onmiddellijk gaan?
Ik moet nu gaan.
Ik sta op het punt uit te gaan.
Mag ik naar huis gaan?
- Ze heeft mij laten gaan.
- Zij liet me gaan.
Mag ik naar bed?
Ik wil Boston niet verlaten.
Het is laat, ik moet gaan.
Ik denk erover naar het buitenland te gaan.
Ik moet gaan.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
Vandaag wil ik vroeger naar bed gaan.
lk moet gaan.
Ik ben moe en ik wil naar bed gaan.
Ik moet gaan slapen.
Ik moet naar huis gaan.
- Ik wil naar huis.
- Ik wil naar huis gaan.