Examples of using "Débil" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben zwak.
Tom is zwak.
Het is te zwak.
Ik heb een zwakke blaas.
Ze is te zwak.
Mijn pols is zwak.
- U bent zwak.
- Jullie zijn zwak.
Tom voelde zich zwak.
Wiskunde is haar zwakke punt.
Ik voel me een beetje zwak vandaag.
Ze was nog zwak na haar ziekte.
Tante Joko is te zwak om te werken.
- Tom is een zwakkeling.
- Tom is een lafaard.
Ze bewoog slecht. Langzaam, heel zwak.
Tante Joko is te zwak om te werken.
Mijn hartslag is laag.
Ik deed alsof ik sterk was als ik me niet zo voelde,
dat de natuur geen partij is voor ons intellect --
De oude vrouw heeft niet de kracht om op te staan.
En als je honger krijgt... ...ga je je zwak voelen.
De keten is niet sterker dan de zwakste schakel.
En als je honger krijgt... ...ga je je zwak voelen.
En als je honger krijgt... ...ga je je zwak voelen.
Ze is zo zwak dat ze die levendige kleuren niet kan maken.
Slechts één man heeft het overleefd: Vöggr, de zwakste man aan het hof van Hrolf.
Hoewel hij zwak was als zuigeling, is hij nu heel sterk.
Sterrenlicht is 200 keer zwakker dan maanlicht.
Als we onze krachten bundelen, zal die oude, zwakke deur zeker in een keer breken.