Translation of "Cenar" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Cenar" in a sentence and their dutch translations:

- ¡Es hora de cenar!
- Es hora de cenar.

Het is etenstijd.

Acabamos de cenar.

We hadden net avondeten.

Voy a cenar.

Ik zal lunchen.

- Es aquí donde suelen cenar.
- Aquí es donde suelen cenar.

Hier is waar ze meestal dineren.

¡Es hora de cenar!

Het is tijd voor het avondeten!

Es hora de cenar.

Het is etenstijd.

¿Qué hacemos para cenar?

- Wat wil je voor het diner?
- Wat wil je voor het avondeten?

¿Te gustaría cenar conmigo?

Wil je een keertje met mij uit eten?

Ya terminé de cenar.

Ik heb al gedineerd.

Le invité a cenar.

Ik nodigde hem uit voor het avondeten.

- ¿Podés venir a cenar esta noche?
- ¿Puedes venir a cenar esta noche?

- Kunt ge komen eten vanavond?
- Kan je vanavond komen dineren?
- Kunt u vanavond komen dineren?

- Quiero cenar en un restaurante.
- Quiero ir a cenar a un restaurante.

Ik wil in een restaurant dineren.

¿Tony estudia después de cenar?

Leert Tom na het avondmaal?

¿Qué tal pescado para cenar?

Wat vind je van vis voor het avondeten?

¿Vais a cenar en casa?

Gaan jullie thuis dineren?

Aquí es donde suelen cenar.

Hier is waar ze meestal dineren.

Gracias por invitarnos a cenar.

Hartelijk dank omdat u ons voor het avondeten hebt uitgenodigd.

Tom los invitó a cenar.

Tom nodigde hen uit voor het diner.

¿Qué hay para cenar hoy?

Wat eten we vanavond?

¿Quieres ir hoy a cenar?

Willen jullie vandaag dineren?

Es aquí donde suelen cenar.

Hier is waar ze meestal dineren.

¿Has terminado ya de cenar?

Ben je al klaar met eten?

- He invitado a cenar a mis vecinos.
- He invitado a mis vecinos a cenar.

Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondmaal.

- ¡Es hora de cenar!
- Es hora de cenar.
- Es la hora de la cena.

Het is etenstijd.

No puedes salir después de cenar.

- Je mag na het eten niet naar buiten.
- Je mag na het avondeten niet naar buiten.

¿Adónde vamos a cenar esta noche?

Waar zullen we vanavond eten?

Mis amigos me invitaron a cenar.

Mijn vrienden hebben mij uitgenodigd voor het avondeten.

Mi jefe me invitó a cenar.

Mijn baas nodigde me uit voor een etentje.

¿Puedes venir a cenar esta noche?

- Kan je vanavond komen dineren?
- Kunt u vanavond komen dineren?

Suelo tomar postre después de cenar.

Gewoonlijk neem ik dessert na het avondeten.

Tom acaba de terminar de cenar.

- Tom was net klaar met avondeten.
- Tom had net zijn avondeten op.

Invité a mis vecinos a cenar.

Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondeten.

Seiko aceptó su proposición para cenar.

Seiko aanvaardde zijn uitnodiging voor het avondeten.

¿Puedo mordisquear algo antes de cenar?

Mag ik iets te knabbelen voor het avondeten?

Ve la televisión después de cenar.

Hij kijkt televisie na het avondeten.

No puedes tener hambre. Acabas de cenar.

Je kan geen honger hebben. Je hebt net je avondeten gehad.

El tío Bob nos invitó a cenar.

Oom Bob nodigde ons uit voor het avondeten.

He invitado a cenar a mis vecinos.

Ik heb mijn buren voor het diner uitgenodigd.

Pensé que íbamos a salir a cenar.

Ik dacht dat we uit eten zouden gaan.

¿Por qué nunca me sacas a cenar?

Waarom neem je me nooit mee uit dineren?

Tom se comió las sobras para cenar.

Tom at restjes voor het avondeten.

¿Te gustaría un trago antes de cenar?

Wil je misschien een drankje voor het avondeten?

Podéis ver la televisión después de cenar.

Jullie mogen na het avondeten tv kijken.

Tengo ganas de salir esta noche a cenar.

Ik heb zin in uit eten vanavond.

- Es hora de comer.
- Es hora de cenar.

Het is etenstijd.

A menudo veo la tele antes de cenar.

Ik kijk vaak tv voor het avondeten.

Mi amigo me invitó a salir a cenar.

Mijn vrienden hebben mij uitgenodigd voor het avondeten.

Tom casi siempre se baña antes de cenar.

Tom gaat bijna altijd in bad voor het avondeten.

Para cenar prefiero una ensalada, no suelo tener hambre a esa hora.

Als avondmaal heb ik liefst een slaatje — op dat uur van de dag heb ik gewoonlijk geen honger.

- Mis amigos me invitaron a una cena.
- Mis amigos me invitaron a cenar.

Mijn vrienden hebben mij uitgenodigd voor het avondeten.

- Es hora de comer.
- ¡A la mesa!
- Es hora de cenar.
- Es la hora de la cena.

- Het is etenstijd.
- Aan tafel!
- Naar de tafel!
- Het is etenstijd!