Examples of using "Canadienses" in a sentence and their dutch translations:
Wij zijn Canadezen.
We zijn allemaal Canadezen hier.
Ik ken aardig wat Canadezen.
Zijn jullie ook Canadezen?
Drie van hen waren Canadees.
We zijn de enige Canadezen hier.
Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.
De meeste passagiers waren Canadezen.
Je zei dat bijna al je vrienden Canadees zijn.
Dus als zoveel volwassen Canadezen deze rationele keuze maken,
Het gaat over de helft van de Canadezen als je hun hele leven bekijkt,
In de jaren 1950 noemden Canadese moeders hun kinderen met de volledige naam als ze hen een standje gaven.