Examples of using "студенты" in a sentence and their dutch translations:
De studenten lachten.
De andere studenten hebben gelachen.
We zijn studenten.
De studenten zijn teruggekeerd.
De studenten zijn lui.
Veel studenten werken deeltijds.
- Wij zijn alle twee studenten.
- Wij zijn beiden studenten.
De leerlingen zijn in het klaslokaal.
Deze studenten zijn Koreanen.
- Alle studenten lachten.
- Alle studenten hebben gelachen.
De studenten zijn met vakantie.
Gij zijt nieuwe studenten.
Jullie zijn studenten, toch?
Het zijn bekwame studenten.
Alle studenten applaudisseerden.
- Alle studenten waren daar.
- Alle studenten waren aanwezig.
De studenten begrijpen het niet.
De studenten leerden dit gedicht uit hun hoofd.
Alle studenten protesteerden tegen de oorlog.
Al de studenten studeren Engels.
Alle studenten zijn aanwezig.
Wij zijn alle drie studenten.
De leerlingen moeten meer studeren.
De studenten zijn lui.
Goede studenten studeren hard.
Zijn jullie studenten?
De studenten konden niet antwoorden.
Mijn studenten wachten op mij.
De studenten staan onder invloed van hun professoren.
Alle studenten protesteerden tegen de oorlog.
De studenten hebben veel gedichten van buiten geleerd.
Bijna alle studenten houden van het Engels.
De studenten wachten met ongeduld op de zomervakantie.
Er zijn niet veel studenten die Latijn kunnen lezen
Alle studenten nemen deel aan een rijexamen.
- Wij zijn alle twee studenten.
- Wij zijn beiden studenten.
Alle studenten zijn aanwezig.
Tegenwoordig gebruiken niet veel studenten nog potloden.
Leerlingen in het algemeen waarderen een leraar die hun problemen verstaat.
Onder de slechte ideeën vallen een restaurant op een vuilnisbelt
Weinig studenten kunnen Latijn lezen.
Elke student die afgestudeerd is aan onze universiteit heeft ten minste twee jaar Engels gestudeerd met een persoon die Engels als moedertaal spreekt.