Examples of using "пятницу" in a sentence and their dutch translations:
- Ik bel je vrijdag.
- Ik zal je vrijdag bellen.
Woensdag? Donderdag? Vrijdag?
Het ongeluk vond op vrijdag plaats.
Mijn vader stierf op een vrijdag.
Ben je vrijdagmiddag vrij?
Hij werkt van maandag tot vrijdag.
Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.
Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.
Het museum is geopend van maandag tot vrijdag.
Deze vergadering is verschoven naar vrijdag aanstaande.
Komende vrijdag heb ik een afspraakje met een meisje dat Maria heet.