Examples of using "нахожусь" in a sentence and their dutch translations:
Ik weet niet precies waar ik ben.
Ik ben op dit moment op de campus.
Waar ben ik nu?
Kan u op de kaart aanduiden waar ik me bevind?
Tom weet waar ik ben.
Ik ben hier voor zaken.
Waar ben ik nu?
Ik ben nu in een oud kasteel.
Ik ben nu op het vliegveld.
Ik merkte op dat ik geobserveerd werd.
- Ik ben nu op het vliegveld.
- Ik ben momenteel op het vliegveld.
Ik ben nu in een oud kasteel.