Examples of using "компьютером" in a sentence and their dutch translations:
Weet jij hoe je een computer moet gebruiken?
Mag ik jouw computer gebruiken?
- Weet gij hoe men een computer gebruikt?
- Weet jij hoe je een computer moet gebruiken?
- Kunt gij een computer gebruiken?
- Weet jij hoe je een computer moet gebruiken?
- Ik speelde met de computer.
- Ik heb met de computer gespeeld.
Wat heb je met mijn computer gedaan?
Weet je ook hoe je een computer gebruikt?
Alleen zij kan de computer gebruiken.
Het is een voordeel een computer te kunnen gebruiken.
Zit niet maar wat achter je computer je moet een belissing nemen.
Tom snapt niet hoe je een computer moet gebruiken.
Zit daar niet maar achter je pc, 't is tijd om 'n beslissing te nemen.
Zit niet maar achter je pc, je moet een beslissing nemen.