Examples of using "иду" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kom.
- Ik kom eraan.
Ik kom eraan!
- Ik kom.
- Ik kom al.
Ik kom.
Ik ga.
Ik kom eraan.
Ja, ik kom.
Ik kom eraan!
Ik kom eraan, Dana.
Ik ga naar huis.
Waar ga ik heen?
Ik ga.
Ik ga slapen!
Ik ga naar binnen.
Ik ga naar boven.
Ik ga ook.
Ik ga naar het huis van mijn grootmoeder.
Ik ga morgen naar de tandarts.
Ik ga naar het restaurant.
Ik ga naar school.
Ik ga naar de dokter.
Nu ga ik naar zijn huis.
Ik ga naar de sauna.
Ik ga naar het zwembad.
Ik ga naar het strand.
Ik ga naar het zuiden.
- Ik ga het park binnen.
- Ik ga het park in.
Ik ga naar de kerk.
Ik ga naar het werk.
Ik ga naar de winkel.
Ik ga de tuin in.
Ik kom uit de tuin.
Ik ga er alleen heen.
Ik ga vandaag niet naar school.
Ik ga er alleen heen.
Soms ga ik, soms niet.
Ik ga bij mijn vriend.
Ik ga naar bed.
Ik ga als eerste een bad nemen.
Ik weet precies waar ik heen ga.
Ik ga terug naar kantoor.
Ze vroeg waar ik naartoe ging.
Ben je nu bezig? Een ogenblik, ik kom meteen.
Ik ga gewoonlijk om vier uur naar huis.
Na het werk ga ik meteen naar huis.
Ik ga ook.
- Ik ben op weg naar huis.
- Ik ben onderweg naar huis.
Ik ben onderweg.
Ik ga naar de bank.
Ik ga om zeven uur naar school.
Ik ga om acht uur naar school.
Ik ga bij mijn vriend.
Ik ga nu naar huis.
Ik ga naar het zwembad.
De zon is al op, ik ga naar school.
Ik ga naar de winkel.
Ik ga naar de bioscoop.
Volgende week ga ik op vakantie.
- Vandaag ga ik niet naar school.
- Ik ga vandaag niet naar school.
Ik ga er alleen heen.
- Normaal ga ik te voet.
- Meestal loop ik.
- Normaal loop ik.
Ik ga met Tom.
Ik ga buiten spelen. Ga je mee?
Ik ga met u mee.