Examples of using "наверх" in a sentence and their dutch translations:
- Kijk omhoog.
- Zoek op.
Tom rende de trap op.
Ga naar boven.
Ga naar boven.
Ga naar boven.
- Ga daarheen!
- Klim er maar op!
- Ze ging naar boven.
- Ze is naar boven gegaan.
Tom keek op.
Ik ga naar boven.
Dat is een hele klim.
We gaan omhoog.
Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.
Ik moest Tom naar boven dragen.
Er is geen binnenweg naar boven, alleen naar beneden.
Hij trok zijn bontjas beneden uit, ging naar boven en klopte zachtjes op de deur.