Examples of using "водит" in a sentence and their dutch translations:
Wie rijdt?
Zij rijdt goed.
- Hij is een goede chauffeur.
- Hij rijdt goed.
Tom rijdt.
Ze rijdt een BMW.
Tom rijdt voorzichtig.
En rijdt je zoon auto?
Betty rijdt snel.
Hij rijdt snel.
Jack rijdt niet snel.
Tom rijdt te snel.
Tom rijdt als een maniak.
Ze rijdt erg goed.
Mijn vrouw kan slecht autorijden.
En rijdt je zoon auto?
- Ze rijdt heel snel.
- Zij rijdt heel snel.
Mijn vader rijdt met een heel oude auto.
Ze rijdt een BMW.
Tom rijdt in een Toyota.
Tom rijdt in een BMW.
Mijn moeder heeft een rijbewijs, maar ze rijdt geen auto.
- Hij rijdt heel snel.
- Hij rijdt heel vlug.
Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.
Mijn vader rijdt met een heel oude auto.