Examples of using "Трое" in a sentence and their dutch translations:
Er waren drie overlevenden.
Hij heeft drie kinderen.
Ik heb drie kinderen.
Wij hebben drie kinderen.
Wij zijn alle drie studenten.
Tom heeft drie kleinkinderen.
De drie haatten elkaar.
Mijn oom heeft drie kinderen.
Alle drie haatten ze elkaar.
Voor mij stonden er drie wachtenden in de rij.
- Drie kinderen speelden in het park.
- Drie kinderen waren aan het spelen in het park.
Drie van hen waren Canadees.
Mijn tante heeft drie kinderen.
Drie van mijn kinderen zijn overleden.
Drie kinderen speelden in het park.
Er zijn nog drie personen in de bus gestapt.
Ik heb een vrouw en drie kinderen.
Gisteren zijn drie mannen uit de gevangenis ontsnapt.
Mijn tante had drie kinderen.
Gisteren zijn drie mannen uit de gevangenis ontsnapt.
Ik heb een vrouw en drie kinderen.
Tom en ik hebben drie kinderen.
Tom en Maria hadden drie kinderen.
Geloof het of niet, ze heeft drie kinderen.
Hoe dan ook, drie tegen één is oneerlijk.
Ik heb drie zoons.
Tom heeft drie zussen.
Drie soldaten raakten gewond.
Hij heeft drie zonen.
Drie van deze zijn van mij.
Geloof het of niet, maar die vrouw heeft drie kinderen.
Mijn drie broers zijn nu allemaal ergens in Boston.
Geloof het of niet, ze heeft drie kinderen.
Hij had drie zoons.
Onze drie jongsten zijn gek op Jimmy.
Ik denk niet dat hij homo is. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.
We verdeelden het geld eerlijk tussen ons drieën.
Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.