Examples of using "Богом" in a sentence and their dutch translations:
Ik zweer bij God.
Voor God zijn alle mensen gelijk.
Toen ik me verlaten had moeten voelen door God,
Ik zweer bij God dat ik niets gedaan heb.
Tom weet het verschil niet tussen God en de Duivel.
Het merendeel van de landbouwers in dit godvergeten dorp kan niet lezen of schrijven.
In de ogen van God zijn alle mensen gelijk.
Gisteren werd ik een god, maar ik vond dat te vervelend, dus vandaag werd ik een duivel.