Examples of using "Америку" in a sentence and their dutch translations:
Hij ging naar Amerika.
Columbus heeft Amerika ontdekt.
God zegene Amerika.
Wie heeft Amerika ontdekt?
Ik wil naar Amerika gaan.
- Hij wil naar Amerika.
- Hij wil naar Amerika gaan.
Ik ging naar Amerika om te studeren.
Ik ga terug naar Amerika.
Ze is naar Amerika gegaan.
Wat maakt Amerika Amerika?
Eindelijk ging hij naar Amerika.
Ik moest naar Amerika gaan.
Hij wil naar Amerika gaan.
Ik ga met het vliegtuig naar Amerika.
- Hij wil naar Amerika.
- Hij wil naar Amerika gaan.
Ik wil naar Amerika gaan.
De Atlantische Oceaan scheidt Amerika van Europa.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten gegaan.
- Hij is afgelopen week naar Amerika gegaan.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten toe gegaan.
Gaat ze volgend jaar naar de Verenigde Staten?
Hij ging naar Amerika om medicijnen te studeren.
Er wordt gezegd dat de Vikingen Amerika ontdekten voordat Columbus dat deed.
- Christoffel Colombus ontdekte Amerika in 1492.
- Christoffel Columbus ontdekte Amerika in het jaar 1492.
Hij is naar Amerika gegaan om Engels te leren.
Men zegt dat de Vikingen Amerika vóór Columbus hebben ontdekt.
- Mijn grootvader kwam naar Amerika aangetrokken door de goudkoorts.
- Mijn grootvader kwam naar Amerika, aangetrokken door de goudkoorts.
Wij hebben geleerd dat Columbus Amerika ontdekte in 1492.
Het is tien jaar geleden dat hij in Amerika was.
Hij ging naar Amerika om medicijnen te studeren.
- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit al in Amerika?