Examples of using "Fica" in a sentence and their dutch translations:
Blijf bij me.
- Waar is de eetzaal?
- Waar is de cafetaria?
Waar is Parijs?
Waar ligt Boston?
Waar ligt Malta?
- Blijf alsjeblieft.
- Blijf alsjeblieft!
Groen staat je goed.
- Wees stil!
- Blijf stil.
Hij licht zo helder op. Kijk.
Rome ligt in Italië.
Waar is de kassa?
Waar is de bank?
Waar is de bibliotheek?
Waar is de apotheek?
Waar is het winkelcentrum?
Waar is het postkantoor?
Waar is de eetkamer?
Waar is Namibië?
Waar is je school?
Athene ligt in Griekenland.
Waar is het strand?
Moskou ligt in Rusland.
Berlijn ligt in Duitsland.
Wenen ligt in Oostenrijk.
Waar is de uitgang?
Waar is het museum?
Waar is de school?
Hij wordt gemakkelijk boos.
Parijs ligt in Frankrijk.
Waar is de Russische ambassade?
Waar is de Nederlandse ambassade?
Berlijn ligt in Duitsland.
Frankrijk ligt in West-Europa.
Wees ernstig.
Mijn huis is dicht bij de school.
- Hoe kom ik bij het strand?
- Welke kant is het strand op?
New York ligt in de Verenigde Staten.
Het is koud na de regen.
Groen staat Alice goed.
Mijn appartement is niet ver van hier.
Thailand ligt in Azië.
Waar is de Australische ambassade?
Waar is de Canadese ambassade?
Waar is de Finse ambassade?
Waar is de Griekse ambassade?
Waar is de Spaanse ambassade?
Niemand blijft in mijn land.
Het ziekenhuis is hier dichtbij.
Italië ligt in Europa.
Waar is de Japanse ambassade?
Waar is de Nederlandse ambassade?
Blauw staat je goed.
In welk land ligt Boston?
Het is ongeveer acht kilometer.
Waar is de afdeling XXX?
Waar bevindt zich de kathedraal?
Waar is de dichtstbijzijnde bank?
- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.
Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel?
Het put je zo snel uit.
Niet bewegen, blijf hier.
Plaats rust!
Het is niet ver van het hotel.
Is je school ver hiervandaan?
Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.
Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
Mijn huis ligt in een buitenwijk.
Je ziet er goed uit met je korte haar.
Parijs is dichterbij dan Berlijn.
Mijn huis staat dicht bij het plein.
Mijn huis bevindt zich dicht bij de zee.
Frankrijk ligt in West-Europa.
Waar is de bushalte?
Het toilet bevindt zich achter de trap.
Onze school is dicht bij het station.
De tuin ligt achter het huis.
Ligt Duitsland in de buurt van Italië?