Examples of using "Sal" in a sentence and their dutch translations:
Is er zout over?
Moet ik zout toevoegen?
Er is geen zout.
- Is er nog zout?
- Is er zout over?
- Heb je zout toegevoegd?
- Heb je er zout aan toegevoegd?
Er is te veel zout in die soep.
Zout in iemands wonden wrijven.
Er is geen zout meer.
Zout in de wonde strooien.
Mary kookt zonder zout.
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Het zout, alsjeblieft.
Ze verkopen suiker en zout in die winkel.
Geef me het zout alsjeblieft.
Zij heeft suiker en zout verwisseld.
Zou u mij het zout kunnen aangeven, alstublieft?
Mary kookt zonder zout.
Kunt u deze maaltijd zonder zout serveren?
Geef me het zout alsjeblieft.
Geef me het zout en de peper, alsjeblieft.
Dit eten bevat veel knoflook en weinig zout.
Hij deed per ongeluk zout in zijn kopje koffie.
- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Geef me het zout alsjeblieft.
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?
Tom deed zout in de koffie in plaats van suiker.
Beter iets zonder zout eten dan iets te zout.
Een zoen zonder snor is als een ei zonder zout.