Examples of using "Pergunta" in a sentence and their dutch translations:
- Zijn er vragen?
- Zijn er nog vragen?
- Beantwoord de vraag.
- Antwoord op de vraag.
- Goeie vraag.
- Een goede vraag.
- Zijn er vragen?
- Vragen?
Dat is een goede vraag.
Ik heb een vraag.
Dat is een rare vraag.
Beantwoord mijn vraag.
Stel jullie vraag.
- Stel je vraag.
- Stel jullie vraag.
Beantwoord de vraag.
Stel een vraag!
Ik heb een vraag.
- Waarom vraag je dat?
- Waarom vraag je?
We hebben een vraag.
Die vraag verwachtte ik niet.
- Mag ik je iets vragen?
- Mag ik u een vraag stellen?
- Het is een gênante vraag.
- Het is een beschamende vraag.
Waarom vraag je dat?
- Mag ik je iets vragen?
- Mag ik u een vraag stellen?
Dat is een rare vraag.
Ik begrijp jullie vraag niet.
Niemand antwoordde op de vraag.
Beantwoord mijn vraag.
Ik heb nog een vraagje.
De vraag is dit.
Ik heb een vraag.
Ik heb een domme vraag.
Ik heb de vraag beantwoord.
We hebben de vraag niet verstaan.
Het is een moeilijke vraag.
- Heb je vragen?
- Heeft u vragen?
Is dat een vraag?
Ik heb deze vraag al beantwoord.
- Ik wil graag een vraag stellen.
- Ik zou iets willen vragen.
Ik snap je vraag niet.
Ik moet je een domme vraag stellen.
- U heeft mijn vraag niet beantwoord.
- Je hebt mijn vraag niet beantwoord.
- Ik begrijp je vraag niet.
- Ik begrijp jullie vraag niet.
- Ik begrijp uw vraag niet.
Ik kan uw vraag niet beantwoorden.
Je hoeft die vraag niet te beantwoorden.
Ontwijk mijn vraag niet.
- Ik vraag je dezelfde vraag.
- Ik stel je dezelfde vraag.
- Ik vraag je hetzelfde.
Ze antwoordde niet op mijn vraag.
- Heeft u nog vragen?
- Hebben jullie verder nog vragen?
Ik heb maar één vraag.
Mag ik nog één vraagje stellen?
Ik stel je een vraag.
Wat was uw vraag?
Ik vond de vraag erg eenvoudig.
Antwoord op de vraag alstublieft.
Deze vraag is niet makkelijk.
Ik heb nog een vraagje.
Mag ik iets idioots vragen?
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Op jouw vraag is geen antwoord.
- Er is geen antwoord op je vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
Ik kan uw vraag niet beantwoorden.
Ze zullen je vraag kunnen beantwoorden.
Antwoord op mijn vraag alstublieft.
- Mag ik u een indiscrete vraag stellen?
- Mag ik je een indiscrete vraag stellen?
Ik ben vijftien. Waarom vraag je dat?
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
- Hoe zou je deze vraag beantwoorden?
- Hoe zou u deze vraag beantwoorden?
- Hoe zouden jullie deze vraag beantwoorden?
- Ik wil graag een vraag stellen.
- Ik zou iets willen vragen.
Ik heb naar een antwoord op je vraag gezocht.
Neem me niet kwalijk, ik heb een vraag.
Antwoord op mijn vraag alstublieft.
Kan iemand mijn vraag beantwoorden?
Mag ik je een persoonlijke vraag stellen?
- Waarom vraag je?
- Waarom vraagt u?
- Waarom vragen jullie?
In de vraag ligt het antwoord besloten.
Er zijn veel mogelijke antwoorden op deze vraag.
Dat is geen antwoord op mijn vraag.
Ik verstond je vraag niet.
Tom vraagt zich af of het waar is.
Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.