Examples of using "Passear" in a sentence and their dutch translations:
Ga wandelen!
Ik wandel graag.
Ik wandel graag.
Zullen we gaan wandelen?
- Ik loop graag.
- Ik wandel graag.
Laat me een ritje maken met je nieuwe Toyota.
Tom laat zijn hond uit.
Van tijd tot tijd maken we een ritje.
Het is zijn gewoonte vroeg in de ochtend altijd te gaan wandelen.
Ik zou liever wandelen dan naar de film te kijken.
Tom laat zijn hond drie keer per dag uit.
Tom vroeg Mary om zijn hond uit te laten.
Ze gaat graag alleen wandelen.