Examples of using "Menina" in a sentence and their dutch translations:
Brave meid.
Brave meid.
Wat voor een stout meisje!
Is het een jongen of een meisje?
Het meisje springt.
Het meisje is lelijk.
Het meisje is aan het huilen.
Het meisje is Iers.
Het meisje is ziek.
Wie is dat meisje?
- Het meisje is knap.
- Het meisje is mooi.
Het meisje liet de vogel ontsnappen.
Ik zie het meisje.
Julia is een goed meisje.
Een jongen of een meisje?
Ik zie een meisje.
Het meisje brak het venster.
Anna is een klein meisje.
Hoe heet het meisje?
Het meisje lijkt op haar moeder.
Huilend zocht het meisje naar haar moeder.
Zij is echt een goede meid.
Het meisje drinkt sinaasappelsap.
Mary is een heel verlegen meisje.
Het meisje drinkt nu thee.
- Het meisje heeft schrik van honden.
- Dit meisje is bang voor honden.
Het meisje gelooft nog steeds in de kerstman.
Ja, ooit was ze een heel schuchter meisje.
Dat meisje kan niet fietsen.
Het meisje gelooft nog steeds in de kerstman.
Is je kind een jongen of een meisje?
Het meisje lijkt op haar moeder.
Het meisje liet de vogeltjes vrij uit de kooi.
- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.
Het meisje is klein voor haar leeftijd.
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
- Het meisje is knap.
- Het meisje is mooi.
Het meisje heeft minder fruit dan de man.
Een meisje belde me op.
Maria is het meisje dat de gele jurk draagt.
Het meisje liet mij het speelgoed niet zien.
Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje.
Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
Dit meisje hoort bij mij.
Het meisje evenals haar ouders waren heel sympathiek.
"Wie is dat meisje?" "Dat is Keiko."
Wie is dat meisje?
Het meisje was zwaar verwond in het verkeersongeluk.
Het jonge meisje verliet het huis zonder ook maar iets te zeggen.
Wat een mooie meid!
De koning vroeg het meisje om welke reden zij schreide.
Ik zal een braaf meisje zijn.
Het meisje drinkt thee.
Dat meisje is heel knap.
Emi is een flink meisje.
Het meisje eet brood.
Het meisje dat daar loopt, is mijn zusje.
Ze is een blond meisje.
De vrouw maakt het meisje wakker.
Maria is een mooie meid met blond haar en blauwe ogen.
Roze is voor meisjes.
Dat meisje dat met John aan het praten is, dat is Susan.
Tom zijn jongste dochter is zijn oogappel.
Het meisje vond afwassen niet leuk, maar ze maakte er het beste van.
Dat komt doordat je een meisje bent.
"Wie is dat meisje?" "Dat is Keiko."
Het kleine roodharige meisje zit op het trapje en streelt haar katje.
Ja, ooit was ze een heel schuchter meisje.
Wie is het meisje in de roze jurk?
Het arme meisje werd blind.
Jouw dochter is geen meisje meer.
Elena is het grootste meisje van de klas.
Het meisje dat op de piano speelt is Akiko.
Dat meisje spreekt Engels en Duits.