Translation of "Encontrou" in Dutch

0.028 sec.

Examples of using "Encontrou" in a sentence and their dutch translations:

- Quem os encontrou?
- Quem as encontrou?

Wie heeft hen gevonden?

Você encontrou?

- Heb je het gevonden?
- Heb jij het gevonden?

- Você encontrou alguma coisa?
- Você encontrou algo?

Heb je iets gevonden?

Você a encontrou?

Heb je haar ontmoet?

Tom encontrou algo.

Tom heeft iets gevonden.

Você o encontrou.

Je hebt het gevonden.

Você encontrou algo?

Heb je iets gevonden?

- Tom encontrou um meteorito.
- O Tom encontrou um meteorito.

Tom vond een meteoriet.

Felizmente, ele encontrou trabalho.

Gelukkig heeft hij werk gevonden.

Você encontrou o Tom?

- Heb je Tom gevonden?
- Heeft u Tom gevonden?
- Hebben jullie Tom gevonden?

Você encontrou alguma coisa.

Je hebt iets gevonden.

Onde você encontrou isso?

Waar heb je dat gevonden?

A Mary nos encontrou.

Mary heeft ons gevonden.

Você encontrou o seu livro?

Heb je je boek gevonden?

Finalmente ela encontrou seu príncipe.

Ze heeft nu eindelijk haar prins gevonden.

Ele encontrou a porta fechada.

Hij stond voor een gesloten deur.

Com quem você se encontrou?

Wie heb je ontmoet?

Ele encontrou sua verdadeira vocação.

Hij vond zijn echte roeping.

Você encontrou o que queria?

Heb je gevonden wat je nodig had?

Dan encontrou Linda na igreja.

Dan ontmoette Linda in de kerk.

Ela o encontrou na praia.

Ze ontmoette hem op het strand.

Leila encontrou sua alma gêmea.

Leyla heeft haar soulmate gevonden.

- Você encontrou alguma coisa?
- Vocês encontraram alguma coisa?
- Você encontrou algo?
- Vocês encontraram algo?

- Hebt ge iets gevonden?
- Hebben jullie iets gevonden?

Encontrou-a. Mas pagou um preço.

Gevonden. Maar tegen een prijs.

Onde você encontrou esse negócio estranho?

Waar heb je dat rare ding gevonden?

- Quem te encontrou?
- Quem te achou?

Wie heeft jullie gevonden?

Você se encontrou com ele recentemente?

- Heb je hem pas leren kennen?
- Hebt ge hem onlangs nog ontmoet?

Tom encontrou um emprego para Maria.

Tom heeft werk gevonden voor Mary.

Pegou o primeiro romance vitoriano que encontrou,

de eerste de beste Victoriaanse roman die hij kon vinden.

Você encontrou as suas lentes de contato?

- Hebt ge uw contactlenzen gevonden?
- Heb je je contactlenzen gevonden?

Tom encontrou Mary no caminho da escola.

Tom kwam Mary tegen op weg naar school.

Tom encontrou um trevo de quatro folhas.

Tom vond een klavertjevier.

Ela encontrou uma nova colega de quarto.

- Ze heeft een nieuwe kamergenoot gevonden.
- Ze heeft een nieuwe kamergenote gevonden.

Tom não encontrou o que estava procurando.

Tom heeft niet gevonden wat hij zocht.

Ela encontrou a chave do meu coração.

Ze heeft de sleutel tot mijn hart gevonden.

A polícia encontrou a bicicleta de Tom.

De politie heeft Toms fiets gevonden.

Ele não encontrou o que eu escondi.

Hij heeft wat ik verstopt heb niet gevonden.

- O que você encontrou?
- O que você achou?

Wat hebt ge gevonden?

- Quando você achou isto?
- Quando você encontrou isto?

Wanneer heb je dit gevonden?

Onde você o encontrou, na escola ou em casa?

Waar heb je het gevonden, op school of thuis?

- Onde encontraste a chave?
- Onde você encontrou a chave?

Waar hebt ge de sleutel gevonden?

Gladstone não encontrou nenhuma referência ao azul ou laranja.

Gladstone vond helemaal geen verwijzingen naar blauw of oranje.

- Você encontrou o seu livro?
- Tu encontraste o teu livro?

Heb je je boek gevonden?

Ela procurou pelos filhos, mas não os encontrou em parte alguma.

Zij zocht haar kinderen, maar vond ze nergens.

O Tom encontrou a Mary pela primeira vez três anos atrás.

Tom ontmoette Maria voor het eerst drie jaar geleden.

- Onde foi que você achou esta chave?
- Onde foi que você encontrou esta chave?

Waar heb je die sleutel gevonden?

- A propósito, você encontrou o guarda-chuva que você disse ter perdido no outro dia?
- Aliás, você achou o guarda-chuva que você disse ter perdido outro dia?

Nu je het zegt, heb je de paraplu, dat je laatst zei dat je de andere dag had verloren, gevonden?