Examples of using "Cadê" in a sentence and their dutch translations:
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Waar is Tom?
Waar zijn de jongens?
Waar is de koe?
Waar is de regen?
Waar is het?
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Waar zijn jullie?
Waar is ze?
- Waar is ze?
- Waar zit ze?
Waar is pappa?
Waar is je mama, jongetje?
Waar is Toms paraplu?
Ging het niet regenen?
Tom, waar ben je?
Waar is de hond?
Waar is mijn bril?
Waar is de regen?
Waar is de zon?
Waar is de vrouw?
Waar is mijn pizza?
Waar is pappa?
Waar is de hamer?
- Waar is jouw hond?
- Waar is je hond?
Waar is hij?
Waar is mijn hond?
Waar zijn ze?
Waar is m'n bril?
Waar is Tony?
Waar is mijn paraplu?
Waar is mijn geld?
Waar is mijn thee?
Waar is mijn auto?
Waar is jouw hond?
Waar is iedereen?
Waar is mijn andere sok?
Waar is de jongen?
Waar is mijn bril?
Waar zijn jullie?
- Waar zijn je ouders?
- Waar zijn jullie ouders?
- Waar is jouw hond?
- Waar is je hond?
Uw schoenen zijn hier. Waar zijn de mijne?