Translation of "Atirar" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Atirar" in a sentence and their dutch translations:

- Pare de atirar!
- Para de atirar!

Stop met schieten.

Nós vamos atirar.

We zullen schieten.

- Onde você aprendeu a atirar?
- Onde vocês aprenderam a atirar?

- Waar heb jij schieten geleerd?
- Waar heeft u schieten geleerd?

Vamos atirar a corda.

We gooien het touw naar beneden.

Quando atirar, estamos comprometidos.

Daarna zitten we eraan vast.

Eu vou atirar nele.

- Ik ga hem neerschieten.
- Ik ga hem neerknallen.

atirar a teia por cima.

...maar gooide haar web over hem heen.

Eles iam atirar no Tom.

- Ze gingen Tom schieten.
- Ze gingen Tom doodschieten.

Antes de ir, vou atirar isto.

Voordat ik ga gooi ik deze naar beneden.

E repare isto. Aposto que se atirar um destes...

Kijk. Ik wed dat als je deze gooit...

- Estou jogando a toalha.
- Estou a atirar a toalha.

- Ik geef het op.
- Ik gooi de handdoek in de ring.

Vamos atirar outro bastão luminoso e ver onde vai parar.

We gooien er een gloeistaaf in en kijken waar die heen gaat.

Não quero atirar em você, mas o farei se precisar.

Ik wil je niet neerschieten maar ik doe het als het moet.

Falar sem pensar é o mesmo que atirar sem olhar.

Spreken zonder te denken is hetzelfde als schieten zonder te kijken.

Depois, tentamos atirar a corda e prendê-la a uma saliência.

We proberen het touw aan de andere kant in een spleet vast te krijgen.

- Quem vive em casas de vidro não deveria jogar pedras.
- Aqueles que vivem em casas de vidro não devem atirar pedras.

Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen.