Examples of using "Ogień" in a sentence and their dutch translations:
Laten we het vuur aansteken.
Richten. Vuur!
- Niet schieten!
- Niet schieten.
Staakt het vuren!
Het vuur brandt.
Doof het vuur!
Vuur is onze hoogste prioriteit.
- De brandweermannen blusten het vuur in een oogwenk.
- De brandweermannen hebben het vuur in een oogwenk geblust.
Vuur is altijd gevaarlijk.
Het vuur is uitgegaan.
Dit wordt het vuur en de hitte...
Ze werkten samen om de brand te blussen.
Zolang ik dit vuur gedurende de nacht gaande houd.
Maar als we een groot vuur maken dat afschrikt...
Dat is het eerste. Vervolgens maken we hier 'n vuurtje.
Of stop ik om een vuur te maken?
En ik zorg dat ik het vuur de hele nacht brandende houd.
Duw hem in de borstels... ...en we hebben een vuurtje.
Het is altijd goed een vuur te stoken. Het houdt de roofdieren weg...
Het is altijd goed 'n vuur te maken. Het schrikt roofdieren af.
Maar we kunnen 'n groot vuur ter afschrikking gebruiken.
Dus jij denkt dat we moeten stoppen en een vuur moeten maken?
Die berkenbast staat direct in de fik zo brandbaar is het.
Die berkenbast fikt meteen... ...zo brandbaar is het.