Examples of using "Młody" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben jong.
- Je bent jong.
- U bent jong.
- Jullie zijn jong.
Je bent nog jong.
Hij is jong.
Ik ben nog jong.
Tom is jong.
Jij bent niet jong.
Ik was jong en onschuldig.
Tom is nog steeds jong.
Jullie zijn nog jong.
Hij is nog jong.
Niet zo vlug, jonge vriend.
De jongeman stal haar tas.
Hij is jong, maar ervaren.
Zwijg en luister, jongen!
U bent te jong om helemaal alleen te reizen.
Is de man oud of jong?
- Het probleem is dat ge te jong zijt.
- Het probleem is dat je te jong bent.
Tom is te jong om auto te rijden.
- De jonge man weet weinig over zijn land.
- Deze jongeman weet weinig over zijn land.
De jonge man weet weinig over zijn land.
Maar het jonge mannetje mag de smalle tak niet delen.
De ouders van Tom zijn gescheiden toen hij nog heel jong was.
Met een nachtelijk maaltje... ...kan dit jonge mannetje misschien dominantere orang-oetangs ontlopen.