Examples of using "Un'insegnante" in a sentence and their dutch translations:
Ze is lerares.
Ik ben een Japanse lerares.
Ze stond voor de klas.
- Ze stond voor de klas.
- Ze was docent.
Betty is danslerares.
Ik ben leraar Japans.
Mary wil lerares worden.
- Ook mijn moeder is lerares.
- Mijn moeder is ook lerares.
Mary is lerares geschiedenis, toch?
Ik ben leraar hier.
- Ik ben leraar Japans.
- Ik ben een Japanse leraar.
- Ik ben een Japanse lerares.
Ik wilde eigenlijk leraar worden.
Ik ben leraar.
Ik ben geen leraar.
Ik ben leraar Japans.
Mary wil lerares worden.
- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.
Ik heb er spijt van dat ik leraar ben geworden.
Tom is getrouwd met een lerares.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
Ik wil graag leraar worden.
Waarom bent u lerares geworden?
Ik had docent moeten worden.
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
Mijn droom is om leraar te worden.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.
- Ik weet dat u leraar bent.