Examples of using "Gatta" in a sentence and their dutch translations:
Arme kat.
Hij speelde met zijn kat.
Er schuilt een addertje onder het gras.
Arme kat.
Mijn kat is nat.
Ik ben een kat.
- Ik heb een kat.
- Ik heb een poes.
De kat miauwde.
- Dat is mijn kat.
- Dat is mijn kut.
- Ik heb de kat gered.
- Ik redde de kat.
De kat eet.
Hij heeft een witte kat.
Ik hou van mijn kat.
Dat is mijn kat.
- De kat eet.
- De kat is aan het eten.
De kat houdt van slapen.
De kat is nat.
De kat is twintig.
- De kat slaapt.
- De kattin slaapt.
Hij speelde met zijn kat.
Mijn kat is nat.
De kat is in de keuken.
Ik mis mijn kat.
De kat is niet dood.
Mijn kat is gelukkig.
De kat slaapt op de tafel.
Tom heeft een witte kat.
De kat is heel schattig.
Dat is Toms kat.
Tom heeft een zwarte kat.
Ons kind heeft een kat.
De kruik gaat zo lang te water, tot ze barst.
Onze kat is in de keuken.
De kat zit onder de tafel.
Mijn kat houdt van melk.
Haastige spoed is zelden goed.
Dat is Toms kat.
De kat speelt graag in de tuin.
De kat ligt onder de tafel.
De kat is heel lief.
Deze arme kat is bijna gestorven van de honger.
Dat is mijn kat.
- Op tafel zat een kat.
- Er zat een kat op de tafel.
- Ik spreek Spaans tegen mijn kat.
- Tegen mijn kat spreek ik Spaans.
Zit er een kat onder de tafel?