Examples of using "Suonò" in a sentence and their dutch translations:
De wekker ging af.
De bel ging.
De sirene luidde.
Hij speelde.
De zoemer klonk.
De bel ging.
Ze speelde behoorlijk goed piano.
De telefoon ging een paar keer over.
Toms deurbel ging.
Tom speelde een oud Iers liedje op zijn nieuwe hoorn.
- Ik was in bad toen de telefoon ging.
- Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Hij speelde met zijn kat.
Hij speelde met zijn kat.