Examples of using "Bambine" in a sentence and their dutch translations:
Wij hebben twee kinderen.
- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.
- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.
Waar zijn de meisjes?
- We waren toen kinderen.
- Toen waren we kinderen.
Hoeveel kinderen heb je?
De kinderen slapen.
Waar zijn de kinderen?
De kinderen zijn gelukkig.
- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.
De kinderen hebben je nodig.
Hoeveel kinderen heb je?
De kinderen zijn veilig.
Ik mis mijn kinderen.
Drie kinderen waren aan het spelen in het park.
Tom heeft twee kinderen.
Er waren zes kinderen in het gezin Evans.
Wij hebben drie kinderen.
Hij heeft twintig kinderen.
Rubén is vader van drie kinderen.
Tom is vader van drie kinderen.
De twee kinderen trokken aan het touw tot het brak.