Translation of "Siess" in Dutch

Siess!

Schiet op!

Siess, Tom.

Schiet op, Tom.

Siess haza!

- Haast je naar huis.
- Kom snel naar huis.

Siess, csajszi!

- Schiet op, meisje!
- Haast je, meisje!

Siess vissza!

Kom zo meteen terug.

Gyerünk, siess!

Kom op, opschieten.

Anyu! Siess!

Mamma! Schiet op!

- Kérlek, siess!
- Siessél, kérlek!

- Schiet alsjeblieft op.
- Schiet alstublieft op.
- Haast u alstublieft!

- Lassan járj!
- Lassan siess!

Haast je langzaam.

Siess, akkor időben érkezel.

Schiet op, dan zal je op tijd zijn.

Tettekkel siess, ne szavakkal.

Geen woorden, maar daden.

Siess, vagy el fogsz késni.

Vlugger, anders ben je te laat.

Siess, vagy elkésel az iskolából.

Haast je, of je bent te laat op school.

Siess, mert lekésed a vonatot.

- Haast je, of je haalt de trein niet.
- Haast u, anders mist ge de trein.

Siess, vagy le fogod késni a buszt.

- Schiet op, anders mis je de bus.
- Schiet op, anders mist u de bus.
- Schiet op, anders missen jullie de bus.

- Ne hamarkodd el a döntést.
- Ne siess, nyugodtan dönts.

Niet te vlug: beslis in alle kalmte.

- Siess!
- Igyekezz!
- Spuri!
- Szedd a lábad!
- Kapkodd a lábad!
- Iparkodj!
- Siessen!

- Schiet op!
- Haast je.
- Schiet op.
- Maak voort!