Examples of using "Vissza" in a sentence and their dutch translations:
Kom terug.
Kom onmiddellijk terug.
Waarom ben je teruggekomen?
Wanneer komt ge terug?
Laten we teruggaan.
Ga terug.
Laten we teruggaan.
Kijk achter je!
Bel me terug.
Kom terug.
Laten we teruggaan.
- Schiet terug.
- Terugschieten!
- Vuur terug.
- Wijk achteruit, Satan!
- Achteruit, Satan!
Kom zo meteen terug.
Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?
Geef me mijn geld terug!
Terug naar mijn vader.
Meteen weer naar beneden.
Kijk niet terug.
Wanneer komt hij terug?
- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?
- Wegwezen.
- Ga weg.
Ik moet terug.
Kom hier terug.
Ga terug aan het werk.
Wanneer is hij teruggekomen?
We gaan niet weer terug.
Ze willen het terug.
Ik zal het teruggeven.
Hij kwam terug uit Amerika.
Wie heeft er afgezegd?
Wanneer ben je terug?
Geef me de afstandsbediening terug!
Hij kwam twee dagen later weer terug.
en wat voor fantasiewerelden ze ook invluchten,
Het komt neer op vier A's.
En dan... Terug voor meer.
- Ga langzaam.
- Loop langzaam.
- Ga langzaam!
- Ga langzaam vooruit.
- Wandel langzaam.
- Wanneer ben je uit Duitsland teruggekomen?
- Wanneer ben je uit Duitsland weergekeerd?
Stap terug.
Kijk nooit achterom.
- Wanneer bent u teruggekomen van Londen?
- Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?
Geef me mijn boek terug.
Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.
- Wanneer ga je terug naar Japan?
- Wanneer gaan jullie terug naar Japan?
- Wanneer gaat u terug naar Japan?
Geef mijn fles terug.
In juni is hij teruggekomen uit Nederland.
Hij kwam om vijf uur terug.
Geef me mijn geld terug!
Wanneer kom je terug uit Boston?
Heen en terug? Enkele reis.
- Zou je misschien later kunnen terugbellen?
- Kan je me later bellen, alsjeblieft?
Wanneer gaan jullie terug naar Japan?
Wanneer gaan jullie terug naar Japan?
Ik weet niet juist wanneer ik terugkom.
Laten we eens terugreizen in de tijd,
Even terug naar de Mesaboog,
Ik kwam steeds terug bij dezelfde artikelen
Laten we teruggaan naar het eerste moment van het universum --
Gooi de bal terug naar mij.
Geef me de afstandsbediening terug!
Ik wil dat je weer komt.
De krijgsgevangenen kwamen nooit terug.
- Ga maar gewoon naar bed.
- Ga nou maar naar bed.
- Hij kwam twee dagen later terug.
- Hij kwam twee dagen later weer terug.
Quintilius Varus, geef mijn legioenen terug!
Geef me dat boek terug!
Ik moet je verzoek weigeren.
Je moet voor 10 uur terug zijn.
Ik herinner me vaak aan mijn gelukkige jeugd.
Ik geloof dat hij nooit meer zal terugkomen.
Niemand zal ons tegenhouden.
Ik ben net terug uit Zweden.
- Wat voorbij is, is voorbij, en het komt nooit meer terug.
- Wat voorbij is, komt niet terug.
- Dat wat gebeurd is, komt niet meer terug.
Kom naar huis.
Op 25 januari zal hij terugkomen.
Ik weet niet juist wanneer ik terugkom.
Het is uit tussen ons. Geef me mijn ring terug!
moeten we een paar eeuwen teruggaan.
Het is niet genoeg. Hij moet zich gedwongen terugtrekken.
...keert nu het licht terug.
En kwam niet terug naar dat hol.
Ik ben zo terug.
- Ik ben zojuist uit Groot-Brittannië gekomen.
- Ik kwam juist terug uit Groot-Brittannië.
- Ik zou graag hebben dat u terug naar Boston komt.
- Ik zou graag hebben dat je terug naar Boston komt.
- Ik zou graag hebben dat jullie terug naar Boston komen.
Ik weet niet wanneer hij terug is gekomen uit Frankrijk.
Ik weet niet precies wanneer ik terug zal zijn.
Ik moet het boek voor zaterdag terugbrengen.